ECLI:NL:HR:2018:159

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 februari 2018
Publicatiedatum
6 februari 2018
Zaaknummer
16/01789
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van medeplichtigheid aan poging tot gekwalificeerde diefstal

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, dat op 16 maart 2016 is gewezen. De verdachte, geboren in 1976, is aangeklaagd voor medeplegen van medeplichtigheid aan poging tot gekwalificeerde diefstal, meermalen gepleegd. De verdediging heeft in cassatie vier middelen aangevoerd. Ten eerste wordt geklaagd dat de verdediging onvoldoende in de gelegenheid is geweest om een getuige te ondervragen, terwijl de bewezenverklaring in belangrijke mate op de verklaringen van deze getuige berust. Ten tweede wordt aangevoerd dat het Hof getuigenverklaringen tot het bewijs heeft gebezigd, ondanks de bezwaren van de verdediging over de betrouwbaarheid van deze verklaringen. Derde middel betreft de stelling dat een voor het bewijs gebezigde getuigenverklaring een ontoelaatbare gissing of conclusie inhoudt. Tot slot wordt geklaagd dat de aanvulling bij de middelen gedeeltelijk onleesbaar is en dat het Hof heeft verzuimd de bijlagen waarnaar in de aanvulling wordt verwezen, aan de aanvulling te hechten. De Hoge Raad heeft op 6 februari 2018 geoordeeld dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Uitspraak

6 februari 2018
Strafkamer
nr. S 16/01789
IV/MM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 16 maart 2016, nummer 22/001182-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.M. Lintz, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier A. El Mokhtari, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
6 februari 2018.