ECLI:NL:HR:2018:1588

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 september 2018
Publicatiedatum
12 september 2018
Zaaknummer
16/06158
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen arrest van het Gerechtshof Den Haag inzake mishandeling en putatief noodweer

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, dat op 10 november 2016 is gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1982. De verdachte is aangeklaagd voor mishandeling, zoals omschreven in artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht. De kern van de zaak betreft de vraag of het Hof de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten door te oordelen dat de verdachte opzettelijk mishandelend heeft gehandeld, terwijl de tenlastelegging enkel opzettelijk handelen vermeldt. Daarnaast speelt de vraag of er sprake was van putatief noodweer.

De Hoge Raad heeft op 11 september 2018 uitspraak gedaan in deze cassatiezaak, waarbij het beroep is ingesteld door de verdachte. De advocaat van de verdachte, R.A.J. Verploegh, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Procureur-Generaal, J. Silvis, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.

Uitspraak

11 september 2018
Strafkamer
nr. S 16/06158
ABO
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 10 november 2016, nummer 22/005907-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.A.J. Verploegh, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Procureur-Generaal J. Silvis heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 september 2018.