Uitspraak
1.De uitspraken waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.Beoordeling van de aanvraag
4.Beslissing
6 februari 2018.
Hoge Raad
Op 6 februari 2018 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvraag tot herziening van twee vonnissen van de Politierechter in de Rechtbank Maastricht. De aanvrager was veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken voor het opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift en tot een gevangenisstraf van twee weken en een geldboete voor het niet voldoen aan een ambtelijk bevel en wederspannigheid. De aanvraag tot herziening werd ingediend door M. Spapens, advocaat te Amsterdam, maar voldeed niet aan de eisen van artikel 457 en 460 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad oordeelde dat de aanvraag niet voldoende gemotiveerd was en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening konden rechtvaardigen. Hierdoor werd de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij herzieningsaanvragen en de strikte eisen die daaraan worden gesteld.