Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Beslissing
11 september 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, waarin de verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van de invoer van 8.000 kilo cocaïne vanuit Ecuador naar Nederland. De verdachte heeft samen met anderen deze grote hoeveelheid cocaïne in een container met bakbananen verstopt en deze per boot naar Antwerpen vervoerd, waarna het transport per vrachtwagen naar Rotterdam plaatsvond. De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte slechts op initiatief van anderen handelde en heeft verzocht om het onderzoeksdossier van een ander strafrechtelijk onderzoek, genaamd Murdoch, aan het dossier van deze zaak toe te voegen ter ondersteuning van deze stelling.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het Hof de strafoplegging toereikend heeft gemotiveerd. Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte een essentiële uitvoerende rol had binnen een groter netwerk dat verantwoordelijk was voor de invoer van de cocaïne. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, waarbij het Hof de rol van de verdachte in het netwerk anders heeft gewaardeerd dan de verdediging. De Hoge Raad concludeert dat de strafoplegging van 48 maanden gevangenisstraf, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, passend is gezien de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de drugshandel.