ECLI:NL:HR:2018:1548

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 september 2018
Publicatiedatum
11 september 2018
Zaaknummer
16/05321
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over afstand van rechtsbijstand in ernstige strafzaak met vuurwapen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 september 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba. De verdachte was beschuldigd van afpersing onder verzwarende omstandigheden, waarbij hij met een vuurwapen twee Nederlandse toeristen in Aruba had beroofd. De verdachte had in hoger beroep verklaard geen advocaat nodig te hebben en afstand gedaan van zijn recht op rechtsbijstand. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet voldoende had onderzocht of deze afstand ondubbelzinnig, desbewust en vrijwillig was gedaan. De verdachte bevond zich in voorlopige hechtenis en had recht op rechtsbijstand, vooral gezien de ernst van het misdrijf, waarvoor een gevangenisstraf van twaalf jaar kon worden opgelegd. De Hoge Raad benadrukte dat de rechter in dergelijke gevallen bijzondere aandacht moet schenken aan de positie van de verdachte en ervoor moet zorgen dat hij goed geïnformeerd is over de gevolgen van zijn keuze om zonder advocaat te procederen. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en wees de zaak terug voor herbehandeling.

Uitspraak

11 september 2018
Strafkamer
nr. S 16/05321 A
ES
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, van 19 september 2016, nummer H 85/2016, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft C. Reijntjes-Wendenburg, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, opdat de zaak op het bestaande beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte niet een (vervangende) raadsman heeft toegevoegd aan de verdachte, althans onvoldoende heeft onderzocht of daartoe noodzaak bestond, aangezien de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevond en zonder rechtsbijstand ter terechtzitting in hoger beroep was verschenen.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard:
"dat hij omstreeks 18 september 2015 in Aruba, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld toeristen die voor recreatieve doeleinden in het Land aanwezig waren, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , heeft gedwongen tot de afgifte van een (dames)tas (inhoudende portemonnees met inhoud en sieraden (te weten een armband en halsketting) en een (kamer)sleutel), geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , welk(e) geweld en/of bedreiging met geweld onder meer hieruit bestond dat hij, verdachte,
- een vuurwapen op het (achter)hoofd/lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gericht (gehouden), en aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft getoond en (vervolgens)
- die [slachtoffer 2] heeft gedwongen om op de grond te gaan liggen en
- (van) die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft geëist dat die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hun persoonlijke bezittingen aan hem, verdachte, moest(en) overhandigen."
2.2.2.
Het Hof heeft de verdachte, die zich zowel ten tijde van de behandeling in eerste aanleg als ten tijde van de behandeling in hoger beroep in voorlopige hechtenis bevond, ter zake van "afpersing onder verzwarende omstandigheden" veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren, nadat de verdachte in eerste aanleg voor dit feit was veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren.
2.2.3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 29 augustus 2016 houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
"aanvang van het onderzoek
(...)
De verdachte heeft zich niet van rechtsbijstand voorzien. De voorzitter heeft de verdachte gewezen op de mogelijkheid de behandeling aan te houden tot hij dit heeft kunnen regelen. De verdachte heeft uitdrukkelijk verklaard dit niet nodig te achten.
(...)
reden hoger beroep
Op de vraag van de voorzitter naar de reden voor het instellen van hoger beroep tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg, geeft de verdachte als reden op:
Ik ben onschuldig, ik zit voor niets vast. Mijn advocaat kan mij niet helpen. U vraagt mij wat ik nu wil doen. Ik wil dat de zaak vandaag behandeld wordt. Ik heb geen advocaat nodig, ik heb zelf opgeschreven wat ik wil zeggen.
(...)
laatste woord
Aan de verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken. De verdachte verklaart:
Ik ben onschuldig, maar er wordt samengespannen om mij hiervoor te veroordelen. Mijn advocaat [A] wilde mij wel helpen, totdat hij zag dat één van de verbalisanten ook [A] heet. Toen heeft hij zich meteen teruggetrokken."
2.2.4.
Het Hof heeft in de bestreden uitspraak onder het opschrift "Procesgang en onderzoek van de zaak" het volgende overwogen:
"Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. F.A.P.M. van Deutekom, en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht. De verdachte heeft zich niet voorzien van rechtsbijstand en heeft - desgevraagd - verklaard zelf zijn verdediging ter hand te willen nemen."
2.3.1.
Art. 6, derde lid onder c, EVRM kent de verdachte het recht toe om zichzelf te verdedigen dan wel zich te laten bijstaan door een advocaat. Die verdragswaarborg komt ook tot uitdrukking in het Wetboek van Strafvordering van Aruba (hierna: SvA). Ingevolge art. 48, eerste lid, SvA is de verdachte bevoegd zich door een of meer gekozen of toegevoegde raadslieden te doen bijstaan. De in dat wetboek voorziene toevoeging van een raadsman aan de verdachte is in een aantal gevallen verplicht, onder meer wanneer de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt of heeft bevonden (art. 62 SvA).
2.3.2.
Of een verdachte zichzelf ter terechtzitting wil verdedigen dan wel zich wil laten verdedigen door een raadsman, is ter vrije keuze van de verdachte. Dat geldt ook indien aan de verdachte een raadsman is toegevoegd.
Dat betekent niet dat de zorg voor de verdediging steeds en zonder meer aan de verdachte kan worden gelaten. Dat geldt in het bijzonder indien een verdachte ten aanzien van wie de wetgever heeft voorzien in ambtshalve toevoeging van een raadsman, ervoor kiest om zichzelf te verdedigen en te kennen geeft afstand te willen doen van zijn recht op rechtsbijstand. Dan zal de rechter erop moeten toezien dat door die keuze aan het recht op een eerlijk proces niet wordt tekortgedaan. In een zodanig geval zal de rechter zich ervan moeten vergewissen dat de afstand van rechtsbijstand ondubbelzinnig, desbewust en vrijwillig is gedaan. Indien de rechter oordeelt dat daarvan sprake is en hij de keuze van de verdachte respecteert, zal hij tijdens de behandeling van de zaak bijzondere aandacht moeten schenken aan de positie van de verdachte. Dat geldt met name waar het gaat om het verstrekken van informatie die de verdachte voor zijn verdediging behoeft. In dat opzicht kan de verdachte immers tekortkomen omdat hij, anders dan met de regeling van de ambtshalve toevoeging is beoogd, geen bijstand van een rechtsgeleerde raadsman heeft. In dat tekort zal de rechter zoveel als mogelijk dienen te voorzien. (Vgl. HR 20 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT6406, NJ 2012/29.)
2.4.
In deze zaak is sprake van een ernstig misdrijf, dat bedreigd is met een gevangenisstraf van twaalf jaren. De verdachte bevond zich zowel ten tijde van de behandeling in eerste aanleg als ten tijde van de behandeling in hoger beroep in voorlopige hechtenis voor dit feit. In eerste aanleg is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren. Blijkens het in hoger beroep gehouden requisitoir heeft de Procureur-Generaal bevestiging gevorderd van het in eerste aanleg gewezen vonnis. Gelet op de (juridische) merites van de zaak en hetgeen er voor de verdachte op het spel stond, lijdt het geen twijfel dat met rechtsbijstand ter terechtzitting een wezenlijk belang was gemoeid.
2.5.
Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt niet dat het Hof zich ervan heeft vergewist dat de afstand door de verdachte van rechtsbijstand ondubbelzinnig, desbewust en vrijwillig is gedaan. Evenmin blijkt uit dat proces-verbaal dat het Hof tijdens de behandeling van de zaak bijzondere aandacht heeft geschonken aan de positie van de verdachte door hem informatie te verstrekken die hij nodig had voor zijn verdediging. Ten slotte blijkt uit dat proces-verbaal niet dat het Hof bij de aanvang van de terechtzitting dan wel op enig ander in aanmerking komend moment, zoals na het requisitoir, de verdachte het belang van rechtsbijstand in deze zaak en de consequenties van de door hem ingenomen proceshouding heeft voorgehouden in het licht van hetgeen er voor hem op het spel stond, de juridische aspecten van de zaak daaronder begrepen. Het middel klaagt derhalve terecht dat sprake is van een motiveringsgebrek.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 september 2018.