ECLI:NL:HR:2018:154

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 februari 2018
Publicatiedatum
6 februari 2018
Zaaknummer
17/02703
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitlevering van een opgeëiste persoon aan Bosnië en Herzegovina ter zake van oplichting

In deze zaak gaat het om de uitlevering van een opgeëiste persoon aan de Republiek Bosnië en Herzegovina, die wordt verdacht van oplichting. De Hoge Raad heeft op 6 februari 2018 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een eerdere beslissing van de Rechtbank Gelderland, die de uitlevering toelaatbaar had verklaard. De opgeëiste persoon, geboren in 1976, heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing. De advocaat van de opgeëiste persoon, J.J.J. van Rijsbergen, heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht.

De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor de feiten waarvoor de uitlevering toelaatbaar is verklaard. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak beoordeeld en vastgesteld dat het middel niet kan leiden tot cassatie. Dit is in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, omdat het middel geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de beslissing van de Rechtbank Gelderland in stand blijft. De uitspraak is gedaan door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

6 februari 2018
Strafkamer
nr. S 17/02703 U
EGI/SSA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 26 mei 2017, nummer [001] , op een verzoek van de Republiek Bosnië en Herzegovina tot uitlevering van:
[de opgeëiste persoon], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976.

1.De bestreden uitspraak

De Rechtbank heeft de uitlevering van de opgeëiste persoon toelaatbaar verklaard ter strafvervolging ter zake van - naar de Hoge Raad begrijpt - de feiten zoals omschreven in de "Indictment" van "the Banja Luka District Prosecutor's Office - Field Office in Prijedor", "Indictment No. T13 1 KT 0001033 09, dated on 26 May 2015".

2.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon. Namens deze heeft J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend wat betreft de feiten waarvoor de uitlevering toelaatbaar is verklaard, tot toelaatbaarverklaring van de uitlevering ter fine van vervolging ter zake van de in de tenlastelegging van het Arrondissementsparket te Banja Luka met het nummer T13 1 KT 0001033 09 van 26 mei 2015 onder 1 tot en met 10 vermelde feiten en tot verwerping van het beroep voor het overige.

3.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
6 februari 2018.