ECLI:NL:HR:2018:150

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 februari 2018
Publicatiedatum
6 februari 2018
Zaaknummer
17/02704
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitlevering aan Noorwegen t.z.v. invoer van verdovende middelen

Op 6 februari 2018 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak met nummer 17/02704. Deze zaak betreft een verzoek tot uitlevering van een opgeëiste persoon aan het Koninkrijk Noorwegen, in verband met de invoer van amfetamine, cocaïne en MDMA. De Rechtbank Amsterdam had op 18 mei 2017 een uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de verzoekende Staat verzuimd had een lijst met verboden verdovende middelen over te leggen, zoals vereist onder artikel 12.2.c van het EU-Verdrag. De Hoge Raad oordeelde dat dit verzuim niet automatisch leidt tot de ontoelaatbaarheid van de uitlevering, mits er op toereikende gronden aangenomen kan worden dat de overgelegde strafbepaling de psychotrope stoffen bestrijkt waarop het uitleveringsverzoek betrekking heeft. Dit oordeel is in lijn met eerdere jurisprudentie, waaronder de samenhang met zaak 17/02532 U, die niet gepubliceerd is maar onder artikel 80a RO valt.

De zaak werd behandeld door de vice-president J. de Hullu, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben had geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat het middel van cassatie niet tot cassatie kon leiden, omdat het niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk werd het beroep verworpen, en dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

6 februari 2018
Strafkamer
nr. S 17/02704 U
ABO
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 18 mei 2017, nummer RK 17/244, op een verzoek van het Koninkrijk Noorwegen tot uitlevering van:
[de opgeëiste persoon], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon. Namens deze heeft H. Bakker, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffierE. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
6 februari 2018.