3.1In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
( i) De Gemeente heeft per 1 januari 2007 het schoolbestuur van het openbaar primair onderwijs binnen de gemeente verzelfstandigd. Bij notariële akte van 21 december 2006 (hierna: de notariële akte) heeft de Gemeente daartoe per 1 januari 2007 het bestuur over vijf scholen voor openbaar primair onderwijs overgedragen aan de Stichting Openbaar Basisonderwijs 3Primair (hierna: 3Primair). Sindsdien oefent 3Primair het bevoegd gezag uit over deze scholen.
(ii) In de notariële akte staat onder meer vermeld:
“De comparanten (…) verklaarden, dat (…) is besloten het bestuur van de (…) scholen (…) per een januari tweeduizendzeven over te dragen (…), zonder enige vergoeding of tegenprestatie en derhalve om niet.
Tevens verklaarden de comparanten (…), dat, ter uitvoering van het voornoemde besluit, vermogensbestanddelen als baten, schulden, rechten en verplichtingen met betrekking tot deze scholen door de vervreemder aan de verkrijger dienen te worden overgedragen (voor zover hierna niet uitgezonderd), voor de samenstelling waarvan verwezen wordt naar de tussen partijen daartoe gemaakte afspraken en wel om niet.”
(iii) In de notariële akte is onder meer bepaald dat de in verband met de bestuursoverdracht gemaakte afspraken zijn neergelegd en vermeld in het projectstuk ‘Bestuurlijke fusie openbaar PO Barendrecht, Ridderkerk en Zwijndrecht’ van 16 oktober 2006, opgesteld door Vos/Abb en de stuurgroep tot deze bestuurlijke fusie, en dat onderdeel van dit projectstuk is het ‘risico-convenant openbaar onderwijs Ridderkerk’ (hierna: het risico-convenant).
(iv) Het risico-convenant vermeldt onder meer (waarbij met ‘de stichting’ 3Primair is bedoeld):
“artikel 1
De gemeente draagt alle financiële reserves en voorzieningen, zoals deze op grond van het eindrapport ‘Bestuurlijke fusie openbaar PO Barendrecht, Ridderkerk en Zwijndrecht’ ultimo 2005 bestaan, volgens onderstaande specificatie over aan de stichting. Voor zover dit nog niet in het eindrapport is verwerkt, wordt aan deze reserves en voorzieningen nog toegevoegd het exploitatieresultaat 2005 en vervolgens het exploitatieresultaat 2006. Een specificatie hiervan wordt door de gemeente aan de stichting gegeven.
Uitbetaling van de met deze reserves en voorzieningen gemoeide gelden vindt plaats op een door de stichting aan te geven rekening-courant vóór 1 februari 2007.
Indien en voorzover er op of na 1 januari 2007 nog vanuit het Rijk, de gemeente of derden gelden door de gemeente ontvangen worden die bestemd zijn voor de overgedragen scholen c.q. het op die scholen gegeven onderwijs, dan betaalt de gemeente direct na ontvangst deze gelden uit aan de stichting.
Indien en voorzover er op of na 1 januari 2007 nog vanuit het Rijk, de gemeente of derden gelden terugontvangen moeten worden die bestemd én uitgegeven zijn voor c.q. aan de overgedragen scholen c.q. het op die scholen gegeven onderwijs dan wel die mee overgedragen zijn bij de bestuurlijke overdracht per 1 januari 2007, dan betaalt de stichting deze gelden aan belanghebbenden terug direct na de kennisgeving terzake van de gemeente. Deze terugbetaling vindt niet plaats indien en voor zover deze betrekking heeft op één of meer van de in dit convenant genoemde risico 's.
Ultimo 2005 bestonden de in dit artikel bedoelde voorzieningen en reserves uit de navolgende bedragen:
meubilair: 111.375 euro
leerpakketten: 306.727 euro
ICT: 251.891 euro
gebouwonderhoud: 187.099 euro
algemene reserve: 1.254.464 euro
totaal 2.111.556,- euro
De ultimo 2006 over te maken bedragen van deze voorzieningen en reserves kunnen niet lager, wel hoger zijn dan deze hiervoor gespecificeerde bedragen. Zij kunnen slechts dan lager zijn, indien voor het verschil tussen de bedragen ultimo 2005 en ultimo 2006 ten behoeve van de scholen van de stichting investeringen zijn gedaan aan gebouw en/of inrichting, hetgeen blijkt uit een terzake door de gemeente aan de stichting te verstrekken specificatie.”
( v) De Gemeente heeft aan 3Primair op 31 januari 2007 een bedrag van € 2.111.556,-- betaald onder de noemer: “Bruidsschat fusie van het openbaar basisonderwijs in de gemeentes Barendrecht, Ridderkerk en Zwijndrecht” en op 7 januari 2008 een bedrag van € 115.614,41 ter zake van “overheveling restant voorzieningen onderwijs”.
(vi) In een brief van 27 juni 2013 heeft Deloitte Accountants aan het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente bericht:
“Ten aanzien van de afrekening tussen 3Primair en uw gemeente zijn wij van mening:
• Bepalend voor de over te dragen middelen is de balans per 31 december 2006, onderdeel van het rapport inzake de jaarrekening 2006 van de gemeente Ridderkerk te Ridderkerk. Bij de jaarrekening 2006 is op 12 juli 2007 (…) een goedkeurende accountantsverklaring afgegeven.
• Voor de overdracht dienen alle activa en passiva te worden overgedragen.
• Eén van de activa posten betreft een vordering op de gemeente ad € 1.926.868. Door de overdracht van de activa en passiva verkrijgt 3Primair dus een vordering op de gemeente Ridderkerk ter hoogte van € 1.926.868.
• De gemeente Ridderkerk heeft aan 3Primair twee voorschotten betaald van in totaal € 2.227.170 (€ 2.111.556 + € 155.614). De voorgeschoten gelden moeten nog verrekend worden.
• Per saldo heeft de gemeente Ridderkerk een bedrag aan 3Primair teveel betaald van € 300.302 (€ 2.227.170 minus € 1.926.868).
• De gemeente Ridderkerk heeft de berekening van de vordering op 3Primair van € 300.302 juist uitgevoerd.”
(vii) Op 18 december 2014 is OZHW opgericht en heeft 3Primair het schoolbestuur en alle daarmee verband houdende bezittingen en schulden aan OZHW overgedragen.
3.2.1De Gemeente vordert in dit geding betaling van het hiervoor in 3.1 onder (vi) (achter het vijfde punt) genoemde bedrag van € 300.302,-- op de daar vermelde grondslag. Zij heeft subsidiair aangevoerd aanspraak te hebben op betaling van € 176.979,23 als het bedrag van de door haar in 2006 gedane investeringen in de zin van het hiervoor in 3.1 onder (iv) aangehaalde art. 1, laatste alinea, van het risico-convenant.
3.2.2De rechtbank heeft de vordering van de Gemeente afgewezen.
3.3.1Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en, opnieuw rechtdoende, OZHW veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 176.979,23.
3.3.2Voor zover in cassatie van belang heeft het hof met betrekking tot de primaire grondslag van de vordering het volgende overwogen.
Ter uitvoering van de overdracht diende de Gemeente blijkens de notariële akte alle vermogensbestanddelen (“baten, schulden, rechten en verplichtingen”) aan 3Primair over te dragen. Deze afspraak is aldus te begrijpen dat 3Primair feitelijk in de (balans)positie van de Gemeente, voor zover die de scholen betreft, is getreden. (rov. 9)
Die uitleg sluit aan bij de inhoud van het risico-convenant. Daarin is immers bepaald dat de Gemeente alle financiële reserves en voorzieningen overdraagt aan 3Primair. Hoewel de Gemeente terecht erop heeft gewezen dat reserves en voorzieningen als zodanig niet overdraagbaar zijn, is dat niet doorslaggevend omdat partijen, gelet op de notariële akte, het oog hebben gehad op de terzake relevante “baten, schulden, rechten en verplichtingen” en het risico-convenant spreekt van “over te maken bedragen van deze voorzieningen en reserves”, die dus kennelijk gewaardeerd moeten worden op geld, dat over te dragen is. (rov. 10)
Uit art. 1 van het risico-convenant volgt dat, behoudens eventuele op grond van die bepaling te verrekenen investeringen, door de Gemeente een bedrag van ten minste € 2.111.556,-- aan 3Primair zou moeten worden betaald, zodat voor de initiële (op 31 januari 2007 gedane) betaling een rechtsgrond bestond. Hetzelfde geldt voor de latere (op 7 januari 2008 gedane) betaling van € 115.614,41, welke betaling indirect uit het risico-convenant voortvloeit, nu deze betaling verband hield met een overheveling van het restant van de voorzieningen. Zonder nadere toelichting is niet in te zien waarom de beide betalingen, waarvoor dus een grondslag in het risico-convenant aanwezig is, (deels) ongedaan moeten worden gemaakt. Het feit dat de totale waarde van de (“overgedragen”) reserves en voorzieningen € 3.013.415,- was, zoals de Gemeente stelt, maakt dit niet anders, omdat in het risico-convenant sprake is van “over te maken bedragen”, hetgeen duidt op daadwerkelijk uit te keren bedragen. Daarom zou toewijzing van de vordering van de Gemeente ertoe leiden dat de Gemeente minder heeft betaald dan waartoe zij op grond van het risico-convenant gehouden was, zodat ook om die reden haar conclusie dat zij te veel heeft betaald, niet is te volgen. (rov. 11 en 12)
Daartoe is ook het volgende redengevend. Ook OZHW gaat ervan uit dat de balans per eind 2006 de basis vormt voor een eventuele afrekening tussen partijen. Op die balans staat onder de activa de rekening-courantvordering op de Gemeente van € 1.926.868,--. Wanneer dit bedrag in mindering wordt gebracht op het door de Gemeente aan 3Primair betaalde bedrag, dan resteert de vordering van € 300.302,--. OZHW heeft er evenwel terecht op gewezen dat de gehele balans en niet uitsluitend de rekening-courantvordering met de Gemeente de basis voor een afrekening moet vormen. De Gemeente heeft niet gemotiveerd onderbouwd dat en waarom er, uitgaande van de gehele balans, sprake is van een terugbetalingsverplichting van OZHW. Het hof kan de conclusie dat de Gemeente te veel heeft betaald, ook overigens niet uit de stukken afleiden. Het rapport van Deloitte biedt daarvoor niet een voldoende grondslag omdat ook dat rapport (uitsluitend) de rekening-courantvordering tot uitgangspunt neemt. (rov. 13)
Mede in het licht van het gemotiveerde verweer van OZHW kan daarom niet met een voldoende mate van zekerheid tot de conclusie worden gekomen dat het primaire standpunt van de Gemeente juist is. Er bestaat geen aanleiding voor een deskundigenbericht op dit punt, nu het aan de Gemeente was om haar standpunt inzichtelijk te maken. (rov. 14)
3.3.3Met betrekking tot het subsidiaire standpunt van de Gemeente heeft het hof het volgende overwogen.
In het risico-convenant is bepaald dat het door de Gemeente uit te betalen bedrag lager kan uitvallen indien voor het verschil tussen de bedragen ultimo 2005 en ultimo 2006 ten behoeve van de scholen investeringen zijn gedaan aan gebouw en/of inrichting. Uit de door OZHW niet betwiste specificatie blijkt dat er sprake is van dergelijke investeringen tot een bedrag van € 176.979,23. Op grond van het risico-convenant dient dit bedrag in beginsel in mindering te worden gebracht op het door de Gemeente te betalen bedrag van € 2.111.556,--. De Gemeente heeft aangevoerd dat onder het “oude” financieringsstelsel de aangeschafte middelen niet op de balans werden geactiveerd en dat partijen daarom de afspraak hebben gemaakt zoals neergelegd in het risico-convenant. (rov. 18)
OZHW heeft de door de Gemeente besproken systematiek niet weersproken en heeft evenmin weersproken dat om die reden in art. 1 van het risico-convenant is opgenomen dat investeringen in mindering zouden komen op het uit te betalen bedrag. OZHW heeft echter aangevoerd dat de Gemeente zich niettemin niet op die bepaling kan beroepen omdat “alle vroegere investeringen opeens werden opgevoerd op de balans, waardoor op de eindbalans 2006 feitelijk een veel hoger vermogen zichtbaar werd”. Hoewel dat mogelijk juist is, raakt dat niet de afspraak die partijen specifiek met betrekking tot de in 2006 gedane investeringen hebben gemaakt. De onvoldoende weersproken systematiek die de Gemeente heeft geschetst brengt daarom mee dat de Gemeente, wanneer zij het bedrag van de investeringen niet in mindering zou mogen brengen op het uit te betalen bedrag, feitelijk die investeringen twee keer zou betalen. Dat is, gelet op de afspraak die in art. 1 van het risico-convenant is neergelegd, evident niet de bedoeling van partijen geweest. (rov. 19)
De vordering van de Gemeente moet derhalve tot het bedrag van deze investeringen worden toegewezen (rov. 20).