ECLI:NL:HR:2018:1206

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 juli 2018
Publicatiedatum
12 juli 2018
Zaaknummer
17/05471
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over feitelijke verdeling van huwelijksgoederengemeenschap na echtscheiding

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van het personen- en familierecht, gaat het om een geschil tussen ex-echtgenoten over de feitelijke verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap na hun echtscheiding in 1985. De verzoekster, wonende in Sint Maarten, heeft cassatie ingesteld tegen een vonnis van het gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Dit vonnis is gewezen op 1 september 2017 en betreft de vraag of er kort na de echtscheiding al een feitelijke verdeling heeft plaatsgevonden. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van het gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, gedateerd 19 mei 2015, 22 september 2015 en 8 maart 2016, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak.

De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers gevolgd, die tot verwerping van het cassatieberoep strekte. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Deze uitspraak is gedaan op 13 juli 2018 en is openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek.

Uitspraak

13 juli 2018
Eerste Kamer
17/05471
TT/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende in Sint Maarten,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. C. Reijntjes-Wendenburg,
t e g e n
1. [verweerder 1],
2. [verweerster 2],
beiden wonende in Sint Maarten,
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekster] en [verweerder] c.s.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak AR 151/2014 van het gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten van 19 mei 2015, 22 september 2015 en 8 maart 2016;
b. het vonnis in de zaak AR 151/14 - ghis 80312 - H 305/16 en 305A/16 van het gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 1 september 2017.
Het vonnis van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het vonnis van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerder] c.s. hebben geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. du Perron en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
13 juli 2018.