Het proces-verbaal van de terechtzitting van de Politierechter in de Rechtbank Rotterdam van 19 december 2016 houdt onder meer in:
"De politierechter constateert dat de oproeping voor deze zitting niet betekend is en geeft de officier van justitie de gelegenheid zich hierover uit te laten.
De officier van justitie deelt mee:
Het openbaar ministerie stelt zich op het standpunt dat artikel 22g Wetboek van Strafrecht (Sr) de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis voorschrijft en dat in artikel 22h Sr aantal artikelen opsomt die van toepassing zijn op de procedure. Onder artikel 14h derde lid Sr wordt voorgeschreven dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden betekend. Bij een omzetting is dit niet nodig. Daaruit volgt ook dat de oproeping niet hoeft te worden betekend.
Artikel 14h geeft wel verwarring. U vraagt mij hoe ik denk over de situatie waarin bij een vordering tot tenuitvoerlegging de vordering zelf wel wordt betekend (en ontvangen), maar de uitnodiging voor de zitting bij aparte brief wordt verzonden, waarvan dan onduidelijk is of die is ontvangen. Ik antwoord u dat, omdat de vordering dan wel is betekend de behandeling op zitting gewoon plaats kan vinden, ook al weet de veroordeelde niet wanneer er een zitting plaatsvindt.
U houdt mij voor dat bij vorderingen tot tenuitvoerlegging ook de oproep zelve wordt betekend. Het openbaar ministerie doet wat wettelijk noodzakelijk is. Als het op sommige punten meer doet, is het niet verplicht dat op andere punten ook te doen. Betekening kost meer tijd dan verzending bij gewone brief en dan is het risico groter dat de vervangende hechtenis al is uitgezeten.
De politierechter verklaart het onderzoek gesloten en zegt terstond mondeling een beslissing te zullen geven.
De politierechter beslist als volgt.
In artikel 22h Sr is bepaald dat artikel 14h Sr van overeenkomstige toepassing is op de behandeling van een bezwaarschrift als bedoeld artikel 22g, derde lid, Sr. Gezien het feit dat deze bepaling van overeenkomstige toepassing is, dient gekeken te worden naar hoe de bepalingen redelijkerwijs uit moeten worden gelegd.
Artikel 14h Sr is geschreven voor de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf. Naar de letter moet de vordering worden betekend aan de veroordeelde en de oproep voor de zitting bij gewone brief worden verzonden. Dit theoretische onderscheid tussen de oproeping en de vordering wordt in de praktijk echter niet gemaakt. Voor de oproeping en de vordering wordt gebruik gemaakt van één document. Dit document wordt in zijn geheel betekend aan de veroordeelde. Dat blijkt ook uit de standaardtekst van de oproeping die de officier van justitie doet uitgaan luidt volgens het parketadministratiesysteem COMPAS:
"Hierbij breng ik u bijgevoegde vordering ter uwer kennis en roep ik u op om te verschijnen op [datum] te, te [tijd] ter terechtzitting van de [instantie] in het arrondissement Rotterdam, [adres]."
Als wordt gekeken naar andere zaken die op de terechtzitting worden behandeld (hoofdzaken vorderingen tot tenuitvoerlegging, uitstel, afstel of herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel) valt op dat in vrijwel al die gevallen een betekening is voorgeschreven. Ook voor ISD-zaken en TBS-zaken geldt in het algemeen een betekeningsplicht. Uitzondering zijn uitstel of afstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling en de TBS-verlenging. Die hebben echter met elkaar gemeen dat in beide gevallen met zekerheid kan worden vastgesteld waar de betrokkene zit: namelijk in de penitentiaire inrichting of in de Tbs-kliniek. Dan is de kennisgeving nogal eenvoudig.
Als dit alles wordt toegepast op de oproeping voor een bezwaarschriftzitting, dan is er redelijkerwijs er geen andere uitleg van de bepalingen mogelijk dan dat de oproeping betekend dient te worden.
Het OM heeft zich eerder uitgelaten over deze uitleg en heeft daarbij aangevoerd dat van betekening van de oproeping af wordt gezien, omdat betekening van de oproeping in het algemeen (te) lang zou duren. De kans dat de veroordeelde in die tussentijd de vervangende hechtenis inmiddels zou hebben uitgevoerd, zou dan te groot zijn. Dit argument snijdt in deze fase van het geding geen hout. In alle gevallen waarin een gewone brief de bezwaarmaker bereikt en deze verschijnt, wordt de betekening niet beoordeeld. Een verschijning dekt immers ieder betekeningsgebrek. Dit is de bulk van de zaken. In sommige gevallen is de veroordeelde reeds aangehouden en is de vervangende hechtenis al aangevangen. In die gevallen wordt de veroordeelde aangevoerd vanuit detentie en wordt evenmin de betekening gecontroleerd omdat de veroordeelde immers is verschenen. Er blijft dan nog slechts een beperkt aantal gevallen over waarin de eerste oproeping niet goed is gegaan en waarin een tweede oproeping nodig is. Die oproeping zal dan toch echt moeten worden betekend.
Dit alles leidt de politierechter tot het oordeel dat de oproeping voor deze zitting had moeten worden betekend.
De politierechter verklaart de oproeping nietig, aangezien niet is gebleken dat deze op de bij de wet voorgeschreven wijze aan veroordeelde is betekend en veroordeelde niet ter terechtzitting is verschenen.
De politierechter beveelt de oproeping van de veroordeelde en beveelt dat die oproeping aan veroordeelde wordt betekend."