Uitspraak
wonende te [woonplaats],
zetelend te Groningen,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de middelen
4.Beslissing
13 juli 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij de eigenaar van een winkelschip de Gemeente Groningen aansprakelijk stelde voor schade als gevolg van onjuiste informatieverstrekking. De eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. F.I. van Dorsser, had eerder in de feitelijke instanties al een procedure gevoerd tegen de Gemeente, die werd vertegenwoordigd door mr. J.W.H. van Wijk. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Groningen en een arrest van het gerechtshof te Leeuwarden, waaruit blijkt dat de zaak al lange tijd aanhangig was. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in de cassatieprocedure naar voren werden gebracht, niet konden leiden tot cassatie. Dit was in lijn met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de eiser verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn begroot op € 781,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.