ECLI:NL:HR:2018:1179

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 juli 2018
Publicatiedatum
11 juli 2018
Zaaknummer
11/04714
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid gemeente voor onjuiste informatieverstrekking met betrekking tot winkelschip

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij de eigenaar van een winkelschip de Gemeente Groningen aansprakelijk stelde voor schade als gevolg van onjuiste informatieverstrekking. De eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. F.I. van Dorsser, had eerder in de feitelijke instanties al een procedure gevoerd tegen de Gemeente, die werd vertegenwoordigd door mr. J.W.H. van Wijk. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Groningen en een arrest van het gerechtshof te Leeuwarden, waaruit blijkt dat de zaak al lange tijd aanhangig was. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in de cassatieprocedure naar voren werden gebracht, niet konden leiden tot cassatie. Dit was in lijn met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de eiser verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn begroot op € 781,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

13 juli 2018
Eerste Kamer
11/04714
LZ/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. P. Garretsen, thans mr. F.I. van Dorsser,
t e g e n
de GEMEENTE GRONINGEN,
zetelend te Groningen,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J.W.H. van Wijk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de Gemeente.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak 103528/HA ZA 08-587 van de rechtbank Groningen van 29 oktober 2008 en 5 augustus 2009 (hersteld op 2 september 2009);
b. het arrest in de zaak 200.048.280/01 van het gerechtshof te Leeuwarden van 17 mei 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Gemeente heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

3.Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 781,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. du Perron en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
13 juli 2018.