Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
10 juli 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 2 november 2016 is gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1987. De verdachte was betrokken bij voorbereidingshandelingen voor een woninginbraak. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte zelf, vertegenwoordigd door advocaat B.J.P. van Gils uit Tilburg. De advocaat heeft middelen van cassatie voorgesteld, die zijn gehecht aan het arrest.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) behoeft dit geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Op 10 juli 2018 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Het arrest is gewezen door vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. De zaak heeft betrekking op strafrechtelijke aspecten van voorbereidingshandelingen voor een woninginbraak, waarbij de Hoge Raad de eerdere oordelen van het Gerechtshof heeft bevestigd.