Uitspraak
13 juli 2018
nr. 18/00226
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof ’s-Hertogenboschvan 7 december 2017, nrs. 15/00347 tot en met 15/00374, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. AWB 12/6542 tot en met 12/6544, AWB 12/6546 tot en met 12/6564, AWB 12/6566, AWB 12/6568 en AWB 12/6572 tot en met 12/6575) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 1990 tot en met 2007 opgelegde (navorderings)aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de over de jaren 1991 tot en met 2000 opgelegde navorderingsaanslagen vermogensbelasting, de daarbij gegeven beschikkingen inzake een verhoging dan wel boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof ’s-Hertogenboschvan 7 december 2017, nrs. 15/00347 tot en met 15/00374, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. AWB 12/6542 tot en met 12/6544, AWB 12/6546 tot en met 12/6564, AWB 12/6566, AWB 12/6568 en AWB 12/6572 tot en met 12/6575) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 1990 tot en met 2007 opgelegde (navorderings)aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de over de jaren 1991 tot en met 2000 opgelegde navorderingsaanslagen vermogensbelasting, de daarbij gegeven beschikkingen inzake een verhoging dan wel boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.
1.Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij vijf middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2.Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
4.Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2018.