ECLI:NL:HR:2018:114

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 januari 2018
Publicatiedatum
30 januari 2018
Zaaknummer
16/01396
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van arrest wegens verzuim in proces-verbaal van de terechtzitting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 januari 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat T.E. Korff. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof Amsterdam. De kern van de zaak betreft het verzuim om de door de verdachte gevoerde verweren op te nemen in het proces-verbaal van de terechtzitting of in het arrest. Dit verzuim is zo ernstig dat het in strijd is met een behoorlijke procesorde, wat leidt tot de nietigheid van het onderzoek en de uitspraak. De Hoge Raad oordeelde dat het niet mogelijk was om in cassatie na te gaan welke verweren precies zijn gevoerd, omdat deze niet zijn vastgelegd. Hierdoor kon de bestreden uitspraak niet in stand blijven. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Amsterdam, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan.

Uitspraak

30 januari 2018
Strafkamer
nr. S 16/01396
IV/SSA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 1 maart 2016, nummer 23/002826-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft T.E. Korff, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel bevat de klacht dat is verzuimd de namens de verdachte gevoerde verweren te vermelden in het proces-verbaal van de terechtzitting of in het arrest.
2.2.1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt onder meer het volgende in:
"De raadsman voert het woord tot verdediging. De raadsman voert daarbij verweren als weergegeven in het arrest.
De advocaat-generaal voert andermaal in repliek het woord. De raadsman maakt geen gebruik van zijn recht in dupliek het woord te voeren."
2.2.2.
In het bestreden arrest noch in de aanvulling op het arrest als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv zijn door of namens de verdachte gevoerde verweren weergegeven.
2.3.
Nu uit de inhoud van het proces-verbaal van de terechtzitting blijkt dat namens de verdachte verweren zijn gevoerd, maar deze niet in het proces-verbaal van de terechtzitting of het arrest dan wel de bovengenoemde aanvulling zijn opgenomen, valt in cassatie niet na te gaan welke verweren zijn gevoerd. Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het nietigheid van het onderzoek en de uitspraak meebrengt.
2.4.
Het middel is derhalve terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
30 januari 2018.