In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2018 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van Stichting [X] tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 29 september 2017, nr. BK-17/00383. Dit hoger beroep was gericht tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 16/429) met betrekking tot een door belanghebbende voldaan bedrag aan overdrachtsbelasting. De belanghebbende heeft vier middelen voorgesteld in het cassatieberoep, maar de Hoge Raad oordeelt dat deze middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij de Hoge Raad concludeert dat de middelen geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen termen gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond.