ECLI:NL:HR:2018:1138

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 juli 2018
Publicatiedatum
10 juli 2018
Zaaknummer
17/05239
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak over overdrachtsbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2018 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van Stichting [X] tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 29 september 2017, nr. BK-17/00383. Dit hoger beroep was gericht tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 16/429) met betrekking tot een door belanghebbende voldaan bedrag aan overdrachtsbelasting. De belanghebbende heeft vier middelen voorgesteld in het cassatieberoep, maar de Hoge Raad oordeelt dat deze middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij de Hoge Raad concludeert dat de middelen geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen termen gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond.

Uitspraak

13 juli 2018
nr. 17/05239
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
Stichting [X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 29 september 2017, nr. BK‑17/00383, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 16/429) betreffende een door belanghebbende op aangifte voldaan bedrag aan overdrachtsbelasting.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij vier middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2018.