ECLI:NL:HR:2018:1136

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 juli 2018
Publicatiedatum
10 juli 2018
Zaaknummer
17/05007
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van [X] GmbH tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake onroerendezaakbelastingen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2018 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] GmbH tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof van 12 september 2017, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag werd behandeld. De Rechtbank had eerder beschikkingen gegeven op basis van de Wet waardering onroerende zaken en had aanslagen in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Den Haag voor het jaar 2015 opgelegd aan belanghebbende, met betrekking tot onroerende zaken gelegen te [Q].

Belanghebbende heeft vier middelen voorgesteld in het cassatieberoep. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag heeft een verweerschrift ingediend, waarop belanghebbende een conclusie van repliek heeft gegeven. Het College heeft vervolgens een conclusie van dupliek ingediend. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd gesteld dat de middelen geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft ook de proceskosten beoordeeld en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de eerdere uitspraken van het Gerechtshof en de Rechtbank in stand blijven.

Uitspraak

13 juli 2018
nr. 17/05007
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] GmbHte
[Z], Duitsland(hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 12 september 2017, nrs. BK‑16/00428 tot en met BK-16/00434, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 15/9481 tot en met 15/9485, 15/9514 en 15/9515) betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslagen in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Den Haag voor het jaar 2015 betreffende de onroerende zaken [de onroerende zaken] te [Q].

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij vier middelen voorgesteld.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag (hierna: het College) heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Het College heeft een conclusie van dupliek ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2018.