ECLI:NL:HR:2018:1123

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 juni 2018
Publicatiedatum
9 juli 2018
Zaaknummer
18/02513
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van een rechterlijk ambtenaar wegens arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 juni 2018 uitspraak gedaan over de vordering van de Procureur-Generaal tot ontslag van een raadsheer in het Gerechtshof 's-Hertogenbosch wegens arbeidsongeschiktheid. De vordering was gebaseerd op artikel 46o van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra) en betrof een betrokkene die sinds 1959 geboren was en woonachtig was in Nederland. De Procureur-Generaal had op 7 juni 2018 schriftelijk gevorderd dat de Hoge Raad de betrokkene zou ontslaan met ingang van 6 juli 2018, onder verwijzing naar de voorwaarden zoals gesteld in artikel 46i, lid 1, Wrra.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de betrokkene, als voor het leven benoemd rechterlijk ambtenaar, aan de voorwaarden voor ontslag voldeed. De beoordeling vond plaats in raadkamer, waarbij de betrokkene en de president van het gerechtshof op de hoogte waren gesteld van het onderzoek, maar geen van beiden de wens had geuit om gehoord te worden. De Hoge Raad concludeerde dat de ongeschiktheid van de betrokkene meer dan twee jaar had geduurd en dat herstel binnen zes maanden niet redelijkerwijs te verwachten was.

Op basis van de overgelegde stukken en het onderzoek in raadkamer, oordeelde de Hoge Raad dat er voldoende gronden waren om de betrokkene per 6 juli 2018 als rechterlijk ambtenaar te ontslaan. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en is van belang voor de rechtspositie van rechterlijke ambtenaren in Nederland.

Uitspraak

29 juni 2018
Vierde Kamer
18/02513
JS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een vordering, als bedoeld in artikel 46o van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden van 7 juni 2018, tot ontslag als rechterlijk ambtenaar van:
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1959, wonende te [woonplaats] (hierna: de betrokkene).

1.De vordering van de Procureur-Generaal

De Procureur-Generaal heeft op 7 juni 2018 schriftelijk gevorderd dat de Hoge Raad de betrokkene op de voet van artikel 46i, lid 1, Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (hierna: Wrra) zal ontslaan met ingang van 6 juli 2018.
Bij de vordering heeft de Procureur-Generaal de volgende stukken overgelegd:
a. de brief van de president van de Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (hierna: ook het gerechtshof) d.d. 22 mei 2018, aan de Procureur-Generaal, houdende een verzoek tot vordering van ontslag van de betrokkene, met drie bijlagen: de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het UWV), de verzekeringsgeneeskundige rapportage en de zienswijze van de betrokkene;
b. de e-mailwisseling tussen het gerechtshof en het kabinet van de Procureur-Generaal, met als bijlage het Koninklijk besluit van benoeming van de betrokkene d.d. 28 januari 2011;
c. de brief van de betrokkene d.d. 23 mei 2018 aan de Procureur-Generaal;
d. de brief van de president van het gerechtshof d.d. 6 juni 2018 aan de Procureur-Generaal.

2.De raadkamer

Op 26 juni 2018 is door de Hoge Raad in raadkamer het onderzoek, als bedoeld in artikel 46p, lid 1, Wrra, ingesteld.
De betrokkene en de president van het gerechtshof zijn bij brief van 8 juni 2018 in kennis gesteld van het tijdstip waarop de Hoge Raad het onderzoek in raadkamer zou instellen. Daarbij is te kennen gegeven dat hun aanwezigheid in raadkamer niet nodig is. Geen van beiden heeft de wens geuit om gehoord te worden.
De Procureur-Generaal heeft de vordering in raadkamer mondeling toegelicht.

3.Beoordeling

3.1
De betrokkene is raadsheer in het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch en derhalve een voor het leven benoemd rechterlijk ambtenaar als bedoeld in artikel 46b Wrra.
3.2
Artikel 46i, lid 1, Wrra bepaalt dat de rechterlijk ambtenaar, wanneer hij wegens ziekte ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, door de Hoge Raad kan worden ontslagen, indien:
a. de ongeschiktheid twee jaar onafgebroken heeft geduurd;
b. herstel van zijn ziekte binnen een periode van zes maanden na de in onderdeel a genoemde termijn van twee jaar redelijkerwijs niet is te verwachten; en
c. naar het oordeel van de functionele autoriteit duurzame re-integratie in de eigen arbeid, in andere passende arbeid bij een gerecht of binnen het gezagsbereik van de Minister van Veiligheid en Justitie, of in passende arbeid buiten dat gezagsbereik, niet binnen een redelijke termijn is te verwachten.
Artikel 46j Wrra bepaalt voorts dat bij de beoordeling of sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 46i, lid 1, de uitslag wordt betrokken van de beoordeling door het UWV.
3.3
Gelet op de door de Procureur-Generaal overgelegde stukken en het in raadkamer ingestelde onderzoek is voldaan aan de in artikel 46i, lid 1, aanhef en onder a, b en c, Wrra genoemde voorwaarden. De Hoge Raad is van oordeel dat voldoende gronden aanwezig zijn om de betrokkene op de voet van artikel 46i Wrra per 6 juli 2018 als rechterlijk ambtenaar ontslag te verlenen.

4.Beslissing

De Hoge Raad ontslaat [betrokkene] als rechterlijk ambtenaar per 6 juli 2018.
Dit arrest is gewezen door de president M.W.C. Feteris, als voorzitter, de vice-presidenten W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk en de raadsheren J. Wortel en T.H. Tanja-van den Broek, in tegenwoordigheid van de griffier J. Storm, en is in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2018.