Uitspraak
gevestigd te Amsterdam,
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] , Duitsland,
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Uitgangspunten in cassatie
- i) [verweerders] hebben krachtens een arbeidsverhouding met Avra Towage B.V. (hierna: Avra Towage) als kapitein of stuurman gevaren op een of meer van zeven schepen, de ‘North’, ‘South’, ‘East’, ‘West’, ‘Northwind’, ‘Southwind’ en ‘Compass’ (hierna: de schepen).
- ii) De schepen waren eigendom van zogenoemde ‘single ship companies’. De scheepseigenaren waren gevestigd te Rotterdam en hielden kantoor op hetzelfde adres als Avra Towage. De schepen waren geregistreerd in het Scheepsregister van Curaçao.
- iii) Rabobank heeft op elk van de schepen een recht van hypotheek verkregen ter zake van vorderingen op de desbetreffende scheepseigenaar of op Avra Towage.
- iv) De arbeidsovereenkomsten van [verweerders] met Avra Towage (hierna: de arbeidsovereenkomsten) bevatten een van de volgende bepalingen:
- v) Avra Towage heeft [verweerders] aangemeld bij het Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij (hierna: het pensioenfonds) voor de regelingen van prepensioen en pensioen. Avra Towage hield op het maandsalaris van [verweerders] bedragen in voor het pensioenfonds, extra pensioenpremie en vroegpensioen.
- vi) Begin juli 2013 heeft het pensioenfonds aan [verweerders] meegedeeld dat de deelname van Avra Towage aan de pensioenregeling van het pensioenfonds met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2010 is beëindigd omdat de grond voor verplichte deelname niet (meer) aanwezig is, en dat er vanaf 1 januari 2010 geen opbouw meer heeft plaatsgevonden.
- vii) Op 17 februari 2014 hebben [verweerders] , met uitzondering van Bakker en Charpentier, een voorrecht op de schepen op grond van art. 8:215 in verbinding met art. 8:211, aanhef en onder b, Burgerlijk Wetboek Curaçao (hierna: BWC) doen inschrijven in het Scheepsregister van Curaçao. Vervolgens hebben [verweerders] , met uitzondering van [verweerder 5] en [verweerder 6], op 12 mei 2014 conservatoir beslag doen leggen op de ‘North’, ‘South’, ‘East’ en ‘West’.
- viii) Op 14 mei 2014 heeft Rabobank de ‘North’, ‘South’, ‘East’ en ‘West’ executoriaal verkocht. De veilingopbrengst bedroeg € 5.900.000,--. Daarvan is een bedrag van € 720.000,-- in depot gestort.
- ix) Avra Towage is op 20 mei 2014 in staat van faillissement verklaard. Omstreeks 6 juni 2014 hebben [verweerders] in het faillissement van Avra Towage schadevergoedingsvorderingen ter verificatie ingediend.
- x) Rabobank en [verweerders] zijn overeengekomen dat [verweerders] hun voorrechten op de schepen doorhalen en op korte termijn een procedure voeren voor de rechtbank Rotterdam om een verklaring voor recht te krijgen over het bestaan, de omvang, de verhaalbaarheid en de bevoorrechting van hun vorderingen op Avra Towage.
dat het (pre)pensioengat van [verweerders] wordt verholpen. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat de daarop gebaseerde vorderingen zijn ontstaan uit de (zee-) arbeidsovereenkomsten van [verweerders] met Avra Towage en dat deze vorderingen vallen onder het bereik van art. 8:211, aanhef en onder b, BW. Daarbij heeft de rechtbank geoordeeld dat de beperking van het slot van art. 8:211, aanhef en onder b, BW in dit geval niet geldt en dat de vervaltermijn van art. 8:219 BW in dit geval geen rol speelt. Ook heeft de rechtbank geoordeeld dat de vordering tot herstel van het (pre)pensioengat voor het geheel verhaalbaar is op elk schip waarop of waarvoor de zeevarende heeft gewerkt. De rechtbank heeft tussentijds hoger beroep van dit vonnis toegestaan.
a prioridus geen reden om een vordering tot (pre)pensioenopbouw niet bevoorrecht te achten.
jegens de werkgever(die geen pensioenvoorziening bij een pensioenfonds of een verzekering heeft getroffen) dan wel om een vordering in geld van de werknemer op de werkgever. Uit het opnemen van pensioenen in de bepaling kan in elk geval worden afgeleid dat de wetgever van mening is dat de rechten jegens de werkgever in verband met overeengekomen pensioenaanspraken een voorrecht verdienen.
Volledige verhaalbaarheid van de vordering op elk schip waarop is gewerkt?
4.Beoordeling van het middel in het principale beroep
5.Beoordeling van het middel in het incidentele beroep
6.Beslissing
6 juli 2018.