ECLI:NL:HR:2018:1074

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 juli 2018
Publicatiedatum
3 juli 2018
Zaaknummer
16/05190
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van geldbedrag door vervalsing van facturen en misbruik van bankrekeningnummer

In deze zaak gaat het om een verdachte die, terwijl hij werkzaam was voor A Dienstverlening, facturen heeft verzonden aan klanten van het bedrijf. In plaats van het voorbedrukte bankrekeningnummer van A Dienstverlening, heeft de verdachte zijn eigen bankrekeningnummer op de facturen vermeld. Hierdoor hebben verschillende klanten geldbedragen overgemaakt naar de rekening van de verdachte. Het Hof heeft geoordeeld dat de overgeboekte bedragen "toebehoorden" aan B en/of A Dienstverlening, omdat deze een vordering hadden op hun klanten. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat dit oordeel niet begrijpelijk is. Het enkele bestaan van een vorderingsrecht betekent niet dat het corresponderende geldbedrag reeds aan de crediteur "toebehoort" in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak gedeeltelijk vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling.

Uitspraak

3 juli 2018
Strafkamer
nr. S 16/05190
LBS/MM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 7 oktober 2016, nummer 22/000460-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft V.A. Groeneveld, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde voor zover behelzende dat de verdachte een geldbedrag heeft weggenomen "toebehorende aan [betrokkene 1] en/of [A]" ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij op tijdstippen in de periode van 1 september 2013 tot en met 2 januari 2014 te Rijswijk, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag, toebehorende aan [betrokkene 1] en/of [A]."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 8 november 2014 van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2014272591-1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 17 e.v.):
als de op 8 november 2014 afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
Ik ben eigenaar en oprichter van de onderneming [A].
Ik doe aangifte tegen [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ter zake van oplichting en fraude. [verdachte] is eind juni 2013 bij mij in dienst getreden. [verdachte] vertelde mij dat hij boekhouder was. [verdachte] had geen volmacht. Hij zou voor mij alleen de administratie doen, facturen maken en offertes. [verdachte] deed zijn werk vanuit mijn kantoor in Rijswijk. Het is fout gegaan toen ik met vakantie was in september 2013. Tijdens mijn vakantie heeft [verdachte] allerlei dingen gedaan die hij zonder mijn toestemming had uitgevoerd. In 2014 heb ik [betrokkene 2] in dienst genomen, mijn huidige boekhouder. Hij kwam er toen achter dat [verdachte] vervalste facturen had opgemaakt. Hij had deze gestuurd naar diverse klanten en had op de facturen zijn eigen bankrekeningnummer vermeld. Zodoende heb ik rond de € 3.000,= misgelopen.
Mijn bedrijfsbankrekeningnummer is [001]. [verdachte] heeft tijdens mijn vakantie in 2013 diverse facturen opgemaakt met zijn rekeningnummer, te weten [002].
Ik voel mij bestolen door [verdachte], omdat hij mijn inkomsten naar zijn rekening heeft laten overmaken.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2. Een proces-verbaal verhoor aangever d.d. 11 december 2014 van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2014272591-21. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 25 e.v.):
als de op 11 december 2014 afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
Vraag: welke afspraken waren er met [verdachte] gemaakt toen u in 2013 met vakantie ging?
[verdachte] mocht niks doen, zonder mijn toestemming. Ik had hem gezegd dat er geen klussen gedaan mochten worden zonder mijn toestemming. Offertes maken en werkzaamheden laten uitvoeren mocht hij alleen in overleg en met toestemming van mij.
3. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 november 2014 van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2014272591-5. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 37 met bijlage):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 8 november 2014 deed [betrokkene 1] aangifte tegen [verdachte]. In zijn aangifte gaf de aangever aan dat hij op vakantie was van 2 september 2013 tot en met zondag 29 september 2013.
4. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 december 2014 van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2014272591-16. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 80 e.v.):
als de op 3 december 2014 afgelegde verklaring van de verdachte:
In de periode 2012 tot 2014 was [A] een klant van mij. Ik bood [betrokkene 1] mijn diensten aan. [betrokkene 1] had een kantoorruimte naast zijn woning, die kon ik gebruiken. Van daaruit deed ik mijn werkzaamheden. Ik deed de administratie, maakte offertes en ging bij klanten langs. Hij was met vakantie en ik heb al zijn zaken aangestuurd. Ik heb mijn bankrekeningnummer gebruikt. Ik heb het geld op mijn rekening laten storten.
5. Een proces-verbaal verhoor getuige d.d. 25 november 2014 van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2014272591-9. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 28 e.v.):
als de op 25 november 2014 afgelegde verklaring van [betrokkene 2]:
Ik ben sinds juni 2014 werkzaam voor het bedrijf [A]. Ik werk als boekhouder voor [betrokkene 1]. [betrokkene 1] had een boekhouder in dienst genaamd [verdachte]. Het dienstverband met [verdachte] is op 3 mei 2014 beëindigd. Ik heb de boekhouding doorgenomen en ontdekte dat [verdachte] ten tijde van de vakantie van [betrokkene 1] facturen vervalste en aanpaste. Dit was in de maand september 2013. [verdachte] had diverse facturen voorzien van zijn eigen privé bankrekeningnummer. Hij had dit gedaan door het bankrekeningnummer van het bedrijf van [betrokkene 1] aan te passen in zijn eigen rekeningnummer. Hierdoor is [betrokkene 1] enkele duizenden euro's aan inkomsten misgelopen en heeft [verdachte] zich met deze inkomsten verrijkt.
6. Een geschrift, zijnde een factuur. Het houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 20):
[A] [a-straat 1]
[postcode] Rijswijk
[A]
[betrokkene 3]
[b-straat 1]
[postcode] te Rotterdam
Nederland
Bank: SNS Bank N.V.
Rekeningnummer: [003]
IBAN: [002]
Factuur 2013-0017 Factuurdatum: 03-09-2013
Vervaldatum: 05-09-2013
Omschrijving Bedrag Totaal
6x Tuinhek € 35,00 € 210,00
1x TUINDEUR € 65,00 € 65,00
1x Bevestigingsmateriaal € 35,00 € 35,00
Subtotaal € 310,00
Totaal € 310,00
Wij verzoeken u vriendelijk om het factuurbedrag van € 310,00 voor 05-09-2013 te voldoen op rekeningnummer [002] onder vermelding van factuurnummer 2013-0017.
7. Een geschrift, zijnde een factuur. Het houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (blz. 21):
[A]
[a-straat 1]
[postcode] Rijswijk
[A]
[betrokkene 3]
[b-straat 1]
[postcode] te Rotterdam
Nederland
Bank: SNS Bank N.V.
Rekeningnummer: [003]
IBAN: [002]
Factuur 2013-0018 Factuurdatum: 06-09-2013
Vervaldatum: 20-09-2013
Omschrijving Bedrag Totaal
1x Arbeidskosten € 200,00 € 200,00
Subtotaal € 200,00
Totaal € 200,00
Wij verzoeken u vriendelijk om het factuurbedrag van € 200,00 voor 20-09-2013 te voldoen op rekeningnummer [002] onder vermelding van factuurnummer 2013-0018.
8. Een geschrift, zijnde een factuur. Het houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (blz. 23):
[A]
[a-straat 1]
[postcode] Rijswijk
[A]
[B]
T.a.v. per email naar: [emailadres]@hotmail.com
[c-straat 1]
[postcode] Hoofddorp
Bank: SNS Bank N.V.
Rekeningnummer: [003]
IBAN: [002]
Factuur 2013-0021 Factuurdatum: 10-09-2013
Vervaldatum: 17-09-2013
Omschrijving Bedrag Totaal
1x Arbeidskosten € 450,00 € 450,00
1x Kosten huisbezoek € 50,00 € 50,00
Subtotaal € 500,00
6% BTW € 30,00
Totaal € 530,00
Wij verzoeken u vriendelijk om het factuurbedrag van € 530,00 voor 17-09-2013 te voldoen op rekeningnummer [002] onder vermelding van factuurnummer 2013-0021.
9. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 december 2014 van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2014272591-11. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 54 met bijlagen):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Ik, verbalisant, heb de bankrekeninggegevens van [verdachte] opgevraagd en bekeken. Dit betreffen bankrekeninggegevens van het rekeningnummer [002] over de periode 1 juli 2013 tot en met 30 april 2014.
Op betreffende overzichten is te zien dat diverse klanten van het bedrijf [A] geldbedragen hebben overgemaakt op de bankrekening van [verdachte]. Hieronder volgt een overzicht:
- Op 5 september 2013 werd een bedrag van 310 Euro overgemaakt op bovengenoemde bankrekening door [betrokkene 3], ten name van [A].
- Op 16 september 2013 werd een bedrag van 265 Euro overgemaakt op bovengenoemde bankrekening door [B], ten name van [A].
- Op 4 oktober 2013 werd een bedrag van 39,90 Euro overgemaakt, op bovengenoemde bankrekening door [betrokkene 3], ten name van [A]."
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van deze bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"Bij pleidooi heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde, dient te worden vrijgesproken, nu er geen sprake is van het wederrechtelijke toe-eigenen van een geldbedrag dat aan [betrokkene 1] dan wel [A] toebehoorde. Immers, het geld was nog niet in de beschikkingsmacht van aangever en behoorde derhalve nog niet aan hem toe, aldus de raadsman.
Vast staat dat door de verdachte namens [A], zijnde een door [betrokkene 1] gedreven onderneming, facturen zijn verzonden aan klanten ter zake van door [A] in opdracht van die klanten uitgevoerde werkzaamheden en dat de verdachte op drie facturen het daarop voorbedrukte bankrekeningnummer heeft vervangen door zijn eigen bankrekeningnummer waarnaar het verschuldigde bedrag diende te worden overgemaakt. Ten aanzien van drie klanten/facturen staat vast dat het verschuldigde bedrag vervolgens daadwerkelijk is overgemaakt naar de rekening van de verdachte.
Het hof is van oordeel dat op het moment van afronding van de werkzaamheden een vorderingsrecht van [A] ontstond ter zake van de aan haar/[betrokkene 1] toekomende honorering en dat op dat moment het daarmee corresponderende geldbedrag aan [A]/[betrokkene 1] toebehoorde. Door het met de facturering definitief worden van die factuur is ook de omvang van de vordering van [betrokkene 1] op zijn klanten komen vast te staan. Voornoemde handeling door de verdachte heeft telkens tot gevolg gehad dat de gefactureerde bedragen niet op de bankrekening van [A] werden bijgeschreven, maar op de bankrekening van de verdachte. Mitsdien is sprake van wegneming van aan [A]/[betrokkene 1] toebehorende geldbedragen in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof verwerpt dan ook het verweer."
2.3.
De tenlastelegging is toegesneden op art. 310 Sr. Daarom moet de in de tenlastelegging en bewezenverklaring voorkomende term "toebehorende" geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in die bepaling.
2.4.
Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte, die werkzaam was voor [A], ter zake van door [A] uitgevoerde werkzaamheden facturen heeft verzonden aan klanten van [A] zonder daartoe gerechtigd te zijn en dat de verdachte daarbij het voorbedrukte bankrekeningnummer van [A] heeft vervangen door zijn eigen bankrekeningnummer, waarna een aantal aldus aangeschreven klanten geldbedragen heeft overgemaakt op de rekening van de verdachte. Voorts heeft het Hof geoordeeld dat die aan de verdachte overgeboekte geldbedragen "toebehoorden" aan [betrokkene 1] en/of [A] op de grond dat [betrokkene 1] en/of [A] ter zake van die bedragen een vordering had op zijn/haar klanten. Dat oordeel is niet begrijpelijk. Het enkele bestaan van een vorderingsrecht brengt nog niet mee dat een daarmee corresponderend, zich nog onder de debiteur bevindend geldbedrag reeds aan de crediteur "toebehoort" in de zin van art. 310 Sr.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier A. El Mokhtari, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 juli 2018.