ECLI:NL:HR:2018:1057

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 juli 2018
Publicatiedatum
2 juli 2018
Zaaknummer
16/04955
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gekwalificeerde diefstallen en woninginbraken met betrekking tot bewijsmotivering

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, dat op 29 september 2016 is gewezen in de strafzaak met nummer 23/000149-16. De verdachte, geboren in 1989, heeft cassatie ingesteld tegen het eerdergenoemde arrest. De verdediging is in deze zaak vertegenwoordigd door de advocaten C. Grijsen en R. van Leusden, die middelen van cassatie hebben voorgesteld. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), er geen nadere motivering nodig is, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de argumenten van de verdediging niet voldoende acht om het eerdere oordeel van het Gerechtshof te herzien.

Op 3 juli 2018 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Het arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van het Gerechtshof en onderstreept de noodzaak van voldoende bewijs bij beschuldigingen van medeplegen van woninginbraken en gekwalificeerde diefstallen.

Uitspraak

3 juli 2018
Strafkamer
nr. S 16/04955
ABO
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 29 september 2016, nummer 23/000149-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben C. Grijsen, advocaat te Almere, en R. van Leusden, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 juli 2018.