ECLI:NL:HR:2018:1023

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 juni 2018
Publicatiedatum
27 juni 2018
Zaaknummer
17/02498
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en procesrecht in geschil tussen Consumentenbond en ooglaserkliniek

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 juni 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiser], een bestuurder-grootaandeelhouder van een inmiddels gefailleerde ooglaserkliniek, en de Consumentenbond. De zaak betreft een vordering tot schadevergoeding die [eiser] heeft ingesteld tegen de Consumentenbond, omdat deze volgens hem onrechtmatig heeft gehandeld door publicaties te doen die schadelijk waren voor de kliniek. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Den Haag en een arrest van het gerechtshof Den Haag, waaruit blijkt dat de Consumentenbond zich heeft verdedigd tegen de beschuldigingen van onrechtmatige daad.

De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die door [eiser] zijn aangevoerd in het cassatiemiddel niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad geen nadere motivering behoeft te geven als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en legt de kosten van het geding in cassatie op aan [eiser], die deze moet vergoeden aan de Consumentenbond.

De uitspraak benadrukt de grenzen van de rechtsstrijd en de zorgvuldigheidsnorm die in dit soort zaken van toepassing zijn. De beslissing van de Hoge Raad is een bevestiging van de eerdere uitspraken en onderstreept het belang van zorgvuldigheid in de communicatie van consumentenorganisaties.

Uitspraak

29 juni 2018
Eerste Kamer
17/02498
TT/AR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] , Turkije,
EISER tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. B.J. van Dorp, thans mr. S. Kousedghi,
t e g e n
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid CONSUMENTENBOND,
gevestigd te Den Haag,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. S.M. Kingma.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de Consumentenbond.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/09/454794/HA ZA 13-1300 van de rechtbank Den Haag van 5 maart 2014 en 28 mei 2014;
b. het arrest in de zaak 200.159.630/01 van het gerechtshof Den Haag van 21 februari 2017.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Consumentenbond heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor de Consumentenbond toegelicht door haar advocaat en mede door mr. M.E. Witting.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 11 mei 2018 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Consumentenbond begroot op € 854,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, M.V. Polak en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
29 juni 2018.