ECLI:NL:HR:2017:983

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 juni 2017
Publicatiedatum
1 juni 2017
Zaaknummer
16/02895
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongerechtvaardigde verrijking en verjaring in koopovereenkomst particuliere woning

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 juni 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiseres] tegen [verweerster]. De zaak betreft een geschil over een woning die door de inmiddels overleden broer van [eiseres] was gekocht, met deels geld van [eiseres], voor bewoning door zijn zus. Na het overlijden van de broer maakt [eiseres] aanspraak op de woning, wat leidt tot een juridische discussie over ongerechtvaardigde verrijking, verjaring van de vordering en gebruiksvergoeding. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Den Haag en een arrest van het gerechtshof Den Haag, waaruit blijkt dat de zaak al eerder in feitelijke instanties is behandeld.

De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die door [eiseres] in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerster] zijn begroot op een totaal van € 4.408,34.

Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken in koopovereenkomsten en de gevolgen van het niet naleven van wettelijke vormvoorschriften, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. De uitspraak heeft implicaties voor de rechtspraktijk, vooral in zaken die betrekking hebben op onroerend goed en de rechten van erfgenamen.

Uitspraak

2 juni 2017
Eerste Kamer
16/02895
EV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. A.H.H. Conradi-Vermeulen,
t e g e n
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. B.J. van Dorp.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerster].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak C/09/462877/HA ZA 14-397 van de rechtbank Den Haag van 4 juni 2014 en 12 november 2014;
b. het arrest in de zaak 200.164.865/01 van het gerechtshof Den Haag van 1 maart 2016.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [verweerster] toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 13 april 2017 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 2.208,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
2 juni 2017.