ECLI:NL:HR:2017:975

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 mei 2017
Publicatiedatum
30 mei 2017
Zaaknummer
16/01295
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard wegens tardief indienen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 mei 2017 uitspraak gedaan in een cassatieberoep dat door de verdachte was ingesteld tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Den Haag van 8 januari 2016. Het beroep in cassatie was ingesteld op 10 februari 2016, terwijl de dagvaarding om ter terechtzitting van het Hof te verschijnen op 8 januari 2016 aan de verdachte in persoon was betekend. De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte ingevolge artikel 432, eerste lid aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk was in het beroep, omdat het cassatieberoep te laat was ingediend. De advocaat van de verdachte, M.R. Mantz, had middelen van cassatie voorgesteld, maar de Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken concludeerde tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep. De Hoge Raad volgde deze conclusie en verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep. Deze uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van cassatieberoepen en de strikte toepassing van de wettelijke termijnen.

Uitspraak

30 mei 2017
Strafkamer
nr. S 16/01295
CeH/SA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Den Haag van 8 januari 2016, nummer 22/001309-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.R. Mantz, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Blijkens de stukken is het beroep in cassatie ingesteld op 10 februari 2016, zodat de verdachte - nu de dagvaarding om ter terechtzitting van het Hof van 8 januari 2016 te verschijnen aan hem in persoon is betekend – ingevolge art. 432, eerste lid aanhef en onder a, Sv in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier L. Nuy, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
30 mei 2017.