ECLI:NL:HR:2017:941

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 mei 2017
Publicatiedatum
19 mei 2017
Zaaknummer
16/02636
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van cassatieberoep inzake bestuurdersaansprakelijkheid en onrechtmatige daad in ondernemingsrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 mei 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een eerder arrest van het gerechtshof Den Haag. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. den Hoed, had beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, waarin hij werd veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de verweerders. De verweerders, waaronder [verweerder 1], [verweerster 2], en [verweerder 3], hebben geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep en vorderen wettelijke rente over de proceskosten. De zaak betreft de vraag of de bestuurders van een vennootschap aansprakelijk kunnen worden gesteld voor onrechtmatige daad en niet-nakoming van een overeenkomst, waarbij de vennootschap bij verstek was veroordeeld en geen verhaal bood.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten van de eiser niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81 lid 1 RO, waaruit blijkt dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de eiser verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerders zijn begroot op een totaalbedrag van € 8.790,34, vermeerderd met wettelijke rente indien niet tijdig voldaan wordt.

Deze uitspraak benadrukt de strikte eisen die aan cassatieberoepen worden gesteld en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de rechtsontwikkeling en rechtseenheid in het Nederlandse recht.

Uitspraak

19 mei 2017
Eerste Kamer
16/02636
LZ/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J. den Hoed,
t e g e n
1. [verweerder 1],
wonende te [woonplaats], België,
2. [verweerster 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
3. [verweerder 3],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. B.T.M. van der Wiel,
4. [verweerder 4],
wonende te [woonplaats],
5. [verweerder 5],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Eiser zal hierna ook worden aangeduid als [eiser] en verweerders als respectievelijk [verweerder 1], [verweerster 2], [verweerder 3], [verweerder 4] en [verweerder 5].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak C/10/399379/HA ZA 12-327 van de rechtbank Rotterdam van 18 juli 2012 en 27 november 2013;
b. het arrest in de zaak 200.147.967/01 van het gerechtshof Den Haag van 2 februari 2016.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerder 1], [verweerster 2] en [verweerder 3] hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep en vorderen wettelijke rente over de toe te wijzen proceskosten. Tegen [verweerder 4] en [verweerder 5] is verstek verleend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor [verweerder 1], [verweerster 2] en [verweerder 3] mede door mr. A. Stortelder. De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 31 maart 2017 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder 1], [verweerster 2] en [verweerder 3] begroot op € 6.590,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan en aan de zijde van [verweerder 4] en [verweerder 5] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, G. de Groot en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
19 mei 2017.