In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 mei 2017 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van VOF [X] tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 juli 2016, nr. 14/00991. De zaak betreft een geschil over een door belanghebbende voldaan bedrag aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen, dat was vastgesteld door de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 12/3039).
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij verschillende klachten aangevoerd. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend, waarna belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoeven, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Tevens heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.