In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag, die op 26 februari 2016 werd gedaan in hoger beroep tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag. De zaak betreft een boetebeschikking die aan [X] B.V. was opgelegd voor de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2009. De boete was opgelegd door de Staatssecretaris van Financiën, en [X] B.V. heeft hiertegen hoger beroep aangetekend. Het Gerechtshof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd, waarop [X] B.V. in cassatie is gegaan.
De Hoge Raad heeft het cassatieberoep beoordeeld en het middel dat door [X] B.V. was voorgesteld, kon niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelde dat het middel geen nadere motivering behoeft, omdat het niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de uitspraak van het Gerechtshof in stand heeft gelaten.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, wat betekent dat de kosten van de procedure niet aan een van de partijen worden opgelegd. De beslissing van de Hoge Raad om het beroep in cassatie ongegrond te verklaren, werd openbaar uitgesproken op 27 januari 2017.