Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Slotsom
4.Beslissing
16 mei 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 20 januari 2016 is gewezen. De verdachte, geboren in 1981, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De advocaat van de verdachte, J. Kuijper, heeft een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend met betrekking tot de beslissingen ter zake van feit 2 onder parketnummer 03/113115-15 en de strafoplegging. De zaak moet worden terugverwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het middel terecht is voorgesteld, omdat het Hof de bewezenverklaring heeft doen steunen op bewijsmiddelen waarvan de inhoud niet in het arrest is opgenomen, in strijd met artikel 359.3 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de overwegingen van het Hof niet met voldoende nauwkeurigheid de feiten en omstandigheden en wettige bewijsmiddelen aanduiden waarop de redengevende feiten en omstandigheden zijn ontleend. Dit gebrek in de motivering leidt tot de beslissing om de bestreden uitspraak te vernietigen, maar alleen voor de onderdelen die betrekking hebben op feit 2 en de strafoplegging.
De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Voor het overige is het beroep verworpen. De uitspraak is gedaan op 16 mei 2017, door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.