In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 december 2016 een arrest gewezen in het kader van een belastingrechtelijke kwestie, specifiek met betrekking tot de Wet op het BTW-compensatiefonds. Het arrest, genummerd 15/03158, bevatte een foutieve verwijzing naar de kamerstukken die relevant waren voor de parlementaire behandeling van de wet. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat in rechtsoverweging 2.4.3 van het arrest abusievelijk is verwezen naar Kamerstukken II 2001/02, 27 293, nr. 3, blz. 19, terwijl de juiste verwijzing Kamerstukken II 2001/02, 28 496, nr. 3, blz. 2-3 had moeten zijn. Deze misslag is door de Hoge Raad hersteld in het onderhavige arrest, dat op 6 januari 2017 openbaar is uitgesproken.
De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat de foutieve verwijzing in het eerdere arrest wordt verbeterd en dat deze verbetering op de minuut van dat arrest wordt vastgesteld. Dit herstel is van belang voor de rechtszekerheid en de juiste interpretatie van de wetgeving, aangezien de verwijzing naar de juiste kamerstukken essentieel is voor de context en de uitleg van de wet. De zaak is behandeld door een collegiaal orgaan van de Hoge Raad, bestaande uit de vice-president en vier raadsheren, en de uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de waarnemend griffier.