ECLI:NL:HR:2017:88

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 januari 2017
Publicatiedatum
26 januari 2017
Zaaknummer
16/00938
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake belastingbeschikking 2007

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 januari 2017 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof van 12 januari 2016, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland werd behandeld. De Rechtbank had in deze zaak een beschikking gegeven met betrekking tot de Wet inkomstenbelasting 2001, specifiek over het jaar 2007.

Belanghebbende heeft een middel voorgesteld in het cassatieberoep, maar de Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met de overweging dat het middel geen nadere motivering behoefde, aangezien het niet leidde tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in deze zaak beoordeeld en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef.

Uitspraak

27 januari 2017
Nr. 16/00938
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 12 januari 2016, nrs. 14/01243 en 14/01246, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord‑Nederland (nr. AWB LEE 12/2937), betreffende de ten aanzien van belanghebbende over het jaar 2007 gegeven beschikking als bedoeld in artikel 3.151, lid 4, van de Wet inkomstenbelasting 2001.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2017.