Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3. Beslissing
28 februari 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 februari 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 19 oktober 2015 werd uitgesproken. De verdachte, geboren in 1962, was in cassatie gegaan tegen een veroordeling voor hennepteelt. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de verdachte geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat de verdachte klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep. De Hoge Raad verklaarde het beroep niet-ontvankelijk op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie, na gehoord te hebben de Procureur-Generaal.
De Hoge Raad benadrukte dat er actieve betrokkenheid vereist is voor medeplegen van hennepkwekerij, en dat de enkele wetenschap van de verdachte niet voldoende is om tot een bewezenverklaring te komen. De Hoge Raad verwees naar eerdere jurisprudentie waarin werd vastgesteld dat hand- en spandiensten niet voldoende zijn om te concluderen tot medeplegen van hennepteelt. De Hoge Raad concludeerde dat de argumenten van de verdachte onvoldoende gewicht hadden om tot een andere beslissing te komen.
Het arrest van de Hoge Raad is gepubliceerd en maakt deel uit van de rechtspraak die is afgedaan met artikel 80a RO, inclusief een schriftuur naar aanleiding van wetenschappelijk onderzoek. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in zaken die betrekking hebben op de bewijsvoering in strafzaken met betrekking tot hennepteelt.