ECLI:NL:HR:2017:866

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 mei 2017
Publicatiedatum
12 mei 2017
Zaaknummer
16/01757
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over beschadiging lading tijdens vervoer en verwarring omtrent wederpartij

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 mei 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door Malaysian International Shipping Corporation Berhad (MISC) tegen Royal Insurance (Malaysia) Sdn. Bhd., Unilever Nederland Services B.V. en Schutter International B.V. De zaak betreft een geschil over de beschadiging van lading tijdens vervoer en de vraag of er verwarring bestond omtrent de wederpartij. MISC had eerder in de feitelijke instanties beroep gedaan op verschillende vonnissen en arresten, waaronder die van de rechtbank Rotterdam en het gerechtshof 's-Gravenhage. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel waren aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met de overweging dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van MISC verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 8.790,34. De uitspraak is gedaan door een samengesteld college van rechters, onder leiding van vice-president E.J. Numann.

Uitspraak

12 mei 2017
Eerste Kamer
16/01757
RM/JS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
MALAYSIAN INTERNATIONAL SHIPPING CORPORATION BERHAD (MISC),
gevestigd te Kuala Lumpur, Maleisië,
EISERES tot cassatie,
advocaten: mr. R.S. Meijer en mr. N.T. Dempsey,
t e g e n
1. ROYAL INSURANCE (MALAYSIA) SDN. BHD,
gevestigd te Kuala Lumpur, Maleisië,
2. UNILEVER NEDERLAND SERVICES B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
3. SCHUTTER INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTERS in cassatie,
advocaat: mr. C.S.G. Janssens.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als MISC en Royal c.s.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 35487/HA ZA 95-423 van de rechtbank Rotterdam van 12 augustus 1999, 30 maart 2005, 10 augustus 2005 en 5 september 2007;
b. het arrest in de zaak 99/1011 van het gerechtshof ’s-Gravenhage van 4 juni 2002.
c. de arresten in de zaak 105.007.366 / 2007/1502 van het gerechtshof Den Haag van 28 april 2009, 28 juni 2011, 26 november 2013, 7 oktober 2014 en 29 december 2015.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen voornoemde arresten van het hof heeft MISC beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Royal c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaten van MISC hebben bij brief van 24 maart 2017 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt MISC in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Royal c.s. begroot op € 6.590,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
12 mei 2017.