Uitspraak
1.De bestreden uitspraak
2.Geding in cassatie
3.Beoordeling van de middelen
4.Beslissing
9 mei 2017.
Hoge Raad
Op 9 mei 2017 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak met nummer 16/05976. Deze zaak betreft de uitlevering van een opgeëiste persoon aan de Verenigde Staten van Amerika voor strafvervolging. De Rechtbank Den Haag had op 22 november 2016 de uitlevering toelaatbaar verklaard, gebaseerd op de feiten zoals beschreven in de Affidavit in Support of Request for Extradition van Jesse M. Barret, Assistant United States Attorney, gedateerd 16 augustus 2016. De opgeëiste persoon, geboren in 1964, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen deze uitspraak.
Namens de opgeëiste persoon heeft advocaat N. Gonzalez Bos uit 's-Gravenhage middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de beslissing van de Rechtbank Den Haag in stand blijft. Dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting en is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en M.J. Borgers, in aanwezigheid van waarnemend griffier E. Schnetz.