Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
9 mei 2017.
Hoge Raad
Op 9 mei 2017 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak met nummer 15/04995, die betrekking had op fiscale fraude. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, die werd bijgestaan door advocaat B.J. Schadd uit Arnhem. De zaak was eerder behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 21 oktober 2015 een arrest had gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1954. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter had geconcludeerd dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard diende te worden.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die door de verdachte zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit was het geval omdat de partij die het cassatieberoep had ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het beroep, of omdat de klachten niet tot cassatie konden leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te zijn door de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en E.F. Faase. De uitspraak vond plaats ter openbare terechtzitting, waarbij ook de waarnemend griffier E. Schnetz aanwezig was. Dit arrest is een belangrijke uitspraak in het kader van de ontvankelijkheid van cassatieberoepen in fiscale zaken.