ECLI:NL:HR:2017:824

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 februari 2017
Publicatiedatum
3 mei 2017
Zaaknummer
16/04169
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep in een strafzaak tegen een verdachte betrokken bij onrustige situatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 februari 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 1972, was betrokken bij een onrustige situatie tijdens een evenement en had cassatie ingesteld tegen een eerdere veroordeling. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de verdachte geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat de verdachte klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep. De Hoge Raad verklaarde het beroep niet-ontvankelijk op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie, na gehoord te hebben de Procureur-Generaal.

De zaak betreft een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 22 januari 2016, waarin de verdachte was veroordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier. De schriftuur van de verdachte, ingediend door zijn advocaat A.R. Kolthof, is aan het arrest gehecht en maakt deel uit van de procedure. De Hoge Raad concludeerde dat de klachten van de verdachte niet voldoende onderbouwd waren en dat het Gerechtshof de relevante feiten en omstandigheden niet had genegeerd. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Gerechtshof bevestigd en het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

28 februari 2017
Strafkamer
nr. S 16/04169
EC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 22 januari 2016, nummer 23/002334-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft A.R. Kolthof, advocaat te Amsterdam, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 februari 2017.
SCHRIFTUUR, houdende middelen van cassatie
In de zaak van:
[verdachte], verzoeker tot cassatie van het te zijnen laste gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, met het rolnummer 23-002334-15, uitgesproken op 22 januari 2016.
Middel I
Het recht is geschonden en/of er zijn vormen verzuimd waarvan niet-naleving nietigheid meebrengt. In het bijzonder zijn de art. 315,316,328,330,350,359 en 415 Sv en/of art. 6 EVRM geschonden, doordat het Hof in de door verzoeker in en/of bij zijn pleitnota/pleidooi d.d. 8 januari 2016 uitdrukkelijk geplaatste vraagtekens bij de betrouwbaarheid en/of juistheid van de in het zaaksdossier gerelateerde 'bevindingen', en zijn uitdrukkelijk onderbouwde standpunt (359 lid 2 Sv) dat de bij dat dossier gevoegde bewegende camerabeelden (in dubio pro reo) een wezenlijk ander verhaal vertellen, geen aanleiding heeft gevonden om (al dan niet na aanhouding tot een nadere datum) onderzoek (ter terechtzitting, of daarna alsnog) die beelden aan een nadere inspectie te onderwerpen, noch.- en evenzeer ten onrechte- om zijn (of een andere) alternatieve hypothese in haar overwegingen en oordeel te betrekken, anders dan met haar citeren van en voortborduren op de in die context juist niet als 'reden'(ibid., als boven) aan te merken, want door verzoeker uitdrukkelijk bestreden 'bevindingen'.
Toelichting
Verzoeker betoogt ter terechtzitting van het Hof kort gezegd, aan de hand van een door hemzelf uit 29 andere dan de in het PV opgenomen 'stills' samengesteld en bij pleitnota overgelegd beeldrelaas (productie 1), dat het door verbalisanten opgestelde PV van 'bevindingen' een door de bij het dossier gevoegde bewegende beelden niet gedragen en bepaald tendentieus te oordelen voorstelling van zaken behelst.
Op de eerste bij het dossier gevoegde camerabeelden (15: 29:26, zie productie 2) zijn minstens 60 personen te zien. Van enige onrust is aanvankelijk, met verzoeker reeds ter plaatse, geenszins sprake. Een groep van dertig personen is in het grotere geheel niet te ontdekken. Verzoeker, die als barman in het nadien afgebrande supportershome naar eigen zeggen aanzien geniet bij zijn medesupporters, ook omdat hij al lang meeloopt, liep in die veronderstelling naar het gerelateerde hek. Een supporter stond daar blind tegen een hek te trappen. Verdachte trekt en begeleidt deze supporter weg van dat hek. Op datzelfde moment wordt verzoeker vanuit het bezoekersvak racistisch bejegend. Verzoeker wordt door een supporter van de tegenstander uitgemaakt voor 'AAP'. Verzoeker kan veel hebben, maar dat niet. Als hij verhaal wil halen houdt de politieambtenaar, jegens wie hij zich dreigend zou hebben opgesteld, hem tegen. Verzoeker en de politieambtenaar, die in deze kwestie nimmer is gehoord, kennen elkaar. Verzoeker laat zich kalmeren. Verzoeker rent op enig moment, dan alleen, zonder dat vooraf te hebben aangegeven of besproken, in de richting van snackwagen verderop. Een twintig- of dertigtal supporters rent vervolgens dan inderdaad in diezelfde richting, hem kennelijk achterna. Verzoeker heeft daar niet om gevraagd, en distantieert zich wel degelijk zo goed als onmiddellijk van die even daarvoor gevormde groep supporters. Verzoeker wordt later die middag elders op camera gezien, alwaar hij wederom andere supporters van een onrustige situatie tracht weg te houden.
Het bovenstaande leest zodanig anders dan de onderstaand samen te vatten overwegingen van het Hof, en is ondertussen zodanig nadrukkelijk en uitgebreid gemotiveerd en onderbouwd, dat het Hof daar niet zonder meer aan voorbij mocht gaan.
"Van de verdachte is bekend dat hij tot de "harde kern" dan wel de F-side van Ajax behoort. (...) De verdachte begeeft zich (naar waar) het op dat moment volgens de verdachte onrustig is, wat de verdachte naar eigen zeggen bevalt, en (...) kiest ervoor richting het hek van het bezoekersvak te lopen. De verdachte bevindt zich daarbij te midden van een dertigtal (...) aanhangers van de thuisclub, die eveneens ervoor hebben gekozen naar de bezoekers toe te gaan en/of in enige vorm interactie met die bezoekers te hebben. In zoverre is er sprake van een groep."
Vanuit die groep worden blikjes en/of bekertjes gegooid richting de bezoekers. HIERBIJ WORDT NIET GEZIEN DAT (...) DE VERDACHTE ZICH DISTANTIEERT van dit gedrag. In plaats daarvan rent de verdachte EVENALS DE andere AANWEZIGEN naar (...) het bezoekersvak (...) Vanuit de groep worden dan nog meerdere malen voorwerpen richting de bezoekers gegooid.
Het hof is van oordeel, dat de verdachte DOOR ZIJN VOORTGEZETTE AANWEZIGHEID BIJ EEN HAARD VAN ONRUSt (...) niet alleen DE GROEP GETALSMATIG HEEFT VERSTERKT, en daarmee heeft BIJGEDRAGEN AAN DE SFEER VAN ONRUST EN ONTREMMING DIE HET OPENLIJK GEWELD TEGEN PERSONEN HEEFT MOGELIJK GEMAAKT, maar ook DOOR BINNEN HET VERBAND VAN DE GROEP TE BLIJVEN, OOK WANNEER DIE GROEP ZICH VERPLAATST. "
Op grond hiervan STAAT (...) VAST DAT DE VERDACHTE OPZET HEEFT GEHAD OP HET TEN LASTE GELEGDE OPENLIJK GEWELD TEGEN PERSONEN (...)."
Middel II
Het recht is geschonden en/of er zijn vormen verzuimd waarvan niet-naleving nietigheid meebrengt. In het bijzonder de artikelen 330 en 415 Sv geschonden, doordat het Hof ten onrechte het verweer van verzoeker niet heeft aangemerkt als verzoek om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 309 Sv.
Toelichting
Hetgeen de raadsman ter betwisting van de herkenningen door de verbalisanten heeft aangevoerd kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als het verzoek aan het Hof om de camerabeelden van de overvallen ter terechtzitting te bekijken. Het verzoek strekt aldus tot toepassing van art. 309, tweede lid, Sv. Noch de processen-verbaal van de terechtzittingen in hoger beroep noch het bestreden arrest houden echter een beslissing op dat verzoek in, zodat het ervoor moet worden gehouden dat zulks niet is geschied. Dat verzuim heeft ingevolge art. 330 Sv in verbinding met art. 415 Sv nietigheid tot gevolg (analoog aan HR 10-4-2012, ECLI:NL:HR:2012:BW1450).
Middel III
Het recht is geschonden en/of er zijn vormen verzuimd waarvan niet-naleving nietigheid meebrengt. In het bijzonder zijn de art. 350,359 en 415 Sv geschonden, doordat het Hof het verweer (uos) van verzoeker, ter zitting in hoger beroep door hem nadrukkelijk onderbouwd bij wege van 29 andere invalshoeken ('stills'), heeft verworpen op gronden die de verwerping niet kunnen dragen, althans deze verwerping niet naar de eis der wet met redenen is omkleed,
Toelichting
Het bepaalde in artikel 359, tweede lid, Sv in aanmerking genomen had het op de weg van het Hof gelegen, hetwelk zij ten onrechte heeft nagelaten, om bij arrest de redenen te vermelden voor haar voorbijgaan aan bovengenoemde (toelichting middel I) uitdrukkelijk door verzoeker onderbouwde standpunten. Haar droge bij wege van 13 regels citaat verwijzen naar het proces verbaal van bevindingen, als zou zij daarop blind en zonder nadere overweging mogen vertrouwen, kan daarvoor niet doorgaan. Waar de bedoelde bevindingen uit de aard der zaak een (subjectieve) interpretatie of lezing behelzen van camerabeelden die bij het dossier zijn gevoegd, en die interpretatie of lezing op meer dan slechts een paar punten wordt gecontesteerd, mag het Hof zie op die op ambtseed of ambtsbelofte opgetekende verklaring niet zonder meer zomaar verlaten. Vanuit een oogpunt van goede procesorde ligt het voor de hand dat het Hof de betreffende camerabeelden ter (al dan niet aangehouden) zitting bekijkt en bestudeert. Alsdan ligt het bovendien voor de hand, omdat zij daartoe vanwege bovengenoemde bepaling op straffe van nietigheid verplicht is, dat het Hof op enigerlei (kenbare) wijze inzichtelijk maakt waarom voor de ene interpretatie of lezing gekozen is, en niet voor de andere. Het Hof heeft kennelijk, doch ten onrechte, gemeend dat een enkele suggestie in dat verband volstaat. "Voor zover door de raadsman is aangevoerd dat de verdachte geen deel uitmaakte van een groep" overweegt het Hof goedbeschouwd immers gelijkzins verbalisanten, getuige niet alleen haar 13- regelig citaat van een passage uit het proces- verbaal van bevindingen, maar ook en vooral haar algeheel voorbijgaan ondertussen aan de door verzoeker uitdrukkelijk ingenomen (en als uos aan te merken) stellingen.
Op voormeld motiveringsgebrek, op zichzelf reeds tot nietigheid concluderend, wordt bovendien door het Hof ook wel al te nadrukkelijk aangestuurd. Ook vanwege haar anekdotale, naar cherry picking en quote mining neigende weergave van de verklaring van verzoeker en kennelijke keuze om verder blind af te gaan op louter die ene passage uit het PV van bevindingen, en de daarmee corresponderende tijdspanne lijdt 's Hofs beslissing aan nietigheid. Zo vermeldt het Hof nota bene tot tweemaal toe wèl de onmiskenbaar provocerend en baldadig bedoelde opmerking van verzoeker dat hij "van onrust houdt", als zou hij naar de bewuste locatie ("De Loper Noord") zijn gegaan om herrie te schoppen. De een paar regels daaronder in het PV gerelateerde vragen en antwoorden, zoals hierna, laat het Hof onvermeld.
V "Uit hoeveel personen bestond de groep waar jij je in bevond ?"
M "Ik was alleen. Me, myself and I. Ik ga al dertig jaar alleen naarAjax."
V "Ben jij vervolgens naar het hek van segment K gelopen ?"
M "Ik was daar in gesprek met een agent een paar meter naast het hek."
V "Wie stonden er achter dat hek ? Supporters van de tegenpartij ?"
M "Ik denk het wel ja."
V "Vervolgens ben je een paar keer op politieambtenaren afgerend. Samen met de groep heb jij een paar keer de confrontatie met de politie opgezocht. Wat kun je daarover vertellen ?"
M “Heb je me wat zien gooien ? Heb je mij agenten zien uitdagen ?'
Het Hof gaat verder waar verbalisanten waren gebleven, en zulks dus zonder met één woord dus te reppen over het verweer van verzoeker.
Middel IV
Het recht is geschonden en/of er zijn vormen verzuimd waarvan niet-naleving nietigheid meebrengt, doordat het Hof de uitspraak van de Politierechter heeft bekrachtig, waar zij gelet op al het bovenstaande (middelen I t/m III) zonder nadere overweging niet tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten had mogen komen. Ook daarom lijdt het bestreden arrest aan nietigheid.
's Hofs arrest kan derhalve niet in stand blijven.