ECLI:NL:HR:2017:813

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 februari 2017
Publicatiedatum
3 mei 2017
Zaaknummer
16/04459
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende belang en onbegrijpelijke afwijzing getuigenverzoek

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 februari 2017 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van een verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het Gerechtshof had op 24 februari 2016 de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep. De verdachte, geboren in 1985, was van mening dat het getuigenverzoek ten onrechte was afgewezen en dat hij ontvankelijk moest worden verklaard in zijn beroep. De advocaat van de verdachte, T.M. ten Velde, diende een schriftuur in waarin de gronden voor het cassatieberoep werden uiteengezet.

De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. De Hoge Raad stelde vast dat de partij die het cassatieberoep had ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep, dan wel dat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie konden leiden. Daarom verklaarde de Hoge Raad het beroep niet-ontvankelijk. De beslissing van de Hoge Raad werd genomen na overleg met de Procureur-Generaal en op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De zaak betreft een belangrijke overweging over de ontvankelijkheid van cassatieberoepen en de noodzaak van een volledig onderzoek in strafzaken. De Hoge Raad benadrukte dat het noodzakelijkheidscriterium van toepassing is, vooral in gevallen waar de verdachte een vrijheidsstraf is opgelegd bij verstek. De afwijzing van het getuigenverzoek door het Gerechtshof werd als onbegrijpelijk en onvoldoende gemotiveerd beschouwd, wat de verdachte in zijn recht op een eerlijk proces zou kunnen schaden. De Hoge Raad heeft echter besloten dat de klachten niet tot cassatie konden leiden, waardoor de uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef.

Uitspraak

7 februari 2017
Strafkamer
nr. S 16/04459
MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 24 februari 2016, nummer 20/001554-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft T.M. ten Velde, advocaat te Tilburg, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 februari 2017.
SCHRIFTUUR
Nadat namens mijn cliënt [verdachte] beroep in cassatie is ingesteld, verklaar ik hierbij door [verdachte] bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd om onderhavige schriftuur in te dienen.
[verdachte] kan zich niet vinden in de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, die is gewezen op 24 februari 2016 met parketnummer Postadres 20-001554-15 op grond van onderstaand middel van cassatie en verzoekt daarom die uitspraak te vernietigen.
Inleiding
Het Gerechtshof heeft [verdachte] niet-ontvankelijk verklaard in het beroep. [verdachte] is van mening dat het getuigenverzoek ten onrechte is afgewezen.
Middel 1
Het gerechtshof heeft ten onrechte het verzoek tot het horen van de getuige mevrouw Welten en een tweetal opsporingsambtenaren afgewezen. De afwijzing is onbegrijpelijk en onvoldoende gemotiveerd.
Toelichting
Op 23 februari 2016 is het faxbericht gezonden aan het Gerechtshof met het verzoek getuigen te horen ten behoeve van de toetsing van de ontvankelijkheid van [verdachte] in beroep. [verdachte] stelt dat de oproeping voor de zitting niet aan hem in persoon is uitgereikt en dat de getuigen daarover wellicht kunnen verklaren. [verdachte] meent ontvankelijk te zijn in beroep.
Het noodzakelijkheidscriterium is van toepassing. Immers, het verzoek is daags voor de behandeling ter zitting ingediend. Het noodzakelijkheidscriterium houdt verband met de taak en de verantwoordelijkheid van de strafrechter voor de volledigheid van het onderzoek van de zaak(1).
[verdachte] heeft onderbouwd waarom hij niet, althans niet tijdig op de hoogte was van de datum voor de behandeling van de zitting. [verdachte] betoogde dat - nu de oproep voor de behandeling ter zitting in eerste aanleg niet in persoon aan hem was uitgereikt - hij ontvankelijk is in zijn beroep.
Nu [verdachte] erop is gewezen dat er sprake was van een akte waaruit was op te maken dat er sprake was van een uitreiking in persoon, is het aan [verdachte] aannemelijk te maken dat de akte niet was uitgereikt aan hem. [verdachte] werd niet op zijn woord geloofd en de enige wijze om aan te tonen dat er sprake is geweest van het tekenen van een akte maar het verzuimen van het uitreiken van de oproeping, is door getuigen te horen.
Ter zitting is uiteen gezet dat er sprake is geweest van een hectisch en a-typische aanhouding die vooraf ging aan de gestelde uitreiking. De opsporingsambtenaren welke betrokken waren bij het opmaken van de akte zijn te achterhalen en gezien de bijzondere situatie is het niet onaannemelijk dat hen een en ander nog bij staat van de betreffende dag.
Het enkele feit [betrokkene] desgevraagd aangeeft dat 'een vaste procedure is gevolgd' maakt een en ander niet anders en doet geen recht aan het ondervragingsrecht. Bovendien is blijft onduidelijk of de oproeping ook feitelijk is uitgereikt aan [verdachte].
Het Hof heeft het getuigenverzoek afgewezen omdat "het geen reden ziet om eraan te twijfelen dat de inleidende dagvaarding aan verdachte is uitgereikt. Er is nog geen begin van aannemelijkheid van het tegendeel”.
Deze beslissing is onbegrijpelijk in het licht van hetgeen naar voren is gebracht ter zitting. Bovendien is niet voldoende gemotiveerd waarom het Hof zich voldoende geïnformeerd acht.
Het gaat om een zaak waarbij er een vrijheidsstraf is opgelegd bij verstek. Er wordt nu aan [verdachte] een tweede feitelijke instantie onthouden en [verdachte] stelt dat middels bewijs aannemelijk kan worden gemaakt dat er hij ontvankelijkheid is in beroep. Voor de volledigheid van het onderzoek van de zaak is het aldus noodzakelijk om het standpunt van [verdachte] alsnog te onderzoeken. Immers, de ontvankelijkheid wordt geraakt en zonder duidelijkheid omtrent de ontvankelijkheid is het onderzoek niet volledig.
Het is voor [verdachte] ook vrijwel onmogelijk aan te tonen dat de zaken zijn gelopen op de bewuste dag zoals hij omschrijft. Dat zal middels getuigen moeten gebeuren en juist dat onderzoek wordt aan [verdachte] ontzegt.
Een getekende akte levert weliswaar een sterk vermoeden op maar, zoals terecht door de Advocaat Generaal is aangehaald, worden er jaarlijks honderden aktes uitgereikt. Het is dan een statistisch gegeven dat het dan ook een aantal keer mis zal gaan. [verdachte] stelt gemotiveerd dat dit in het onderhavige geval aan de orde is geweest en onderbouwt ook waarom er sprake was een bijzondere situatie. Het onderzoek is dan niet volledig als die stelling niet ontzenuwd wordt.
Het getuigenverzoek is dan ook ten onrechte afgewezen, het horen van de getuigen dient als noodzakelijk te worden aangemerkt in de onderhavige situatie. Het oordeel van het Hof is aldus onbegrijpelijk. Tevens is het verzoek onvoldoende gemotiveerd afgewezen, het is niet te volgen waarom het hof zich voldoende geïnformeerd achtte gezien hetgeen naar voren is gebracht. Het Hof heeft namelijk niet gemotiveerd waarom het niet twijfelt aan de juistheid van de uitreiking. Immers, niet het tekenen van de akte is betwist, maar het uitreiken van de akte.
Conclusie
[verdachte] verzoekt u hierbij om de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch te vernietigen wegens schending van het recht dan wel verzuim van vormen.