ECLI:NL:HR:2017:783

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 januari 2017
Publicatiedatum
1 mei 2017
Zaaknummer
16/00681
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep in strafzaak tegen verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 januari 2017 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 19 november 2015. De verdachte, geboren in 1994, had beroep in cassatie ingesteld tegen een veroordeling tot een taakstraf van 20 uren, die bij niet-nakoming vervangen zou worden door 10 dagen hechtenis. De verdediging, vertegenwoordigd door advocaat H.W.F. Klarenaar, voerde aan dat het hof ten onrechte had geoordeeld en dat er vormen waren verzuimd die tot nietigheid zouden moeten leiden. De Hoge Raad oordeelde echter dat de klachten van de verdachte geen behandeling in cassatie rechtvaardigden, omdat de verdachte klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep. De Hoge Raad verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, verwijzend naar artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

31 januari 2017
Strafkamer
nr. S 16/00681
EC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 19 november 2015, nummer 22/002636-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft H.W.F. Klarenaar, advocaat te Dordrecht, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
31 januari 2017.
SCHRIFTUUR houdende middelen van cassatie inzake: [verdachte]
Geeft eerbiedig te kennen:
[verdachte], geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats], verzoeker ten deze, wonende aan de [a-straat 1] in [woonplaats], voor deze zaak woonplaats kiezende te Dordrecht aan de Bomkade 14 ten kantore van de advocaat mr. H.W.F. Klarenaar die voor verzoeker tot cassatie zich in deze zaak als bepaaldelijk gevolmachtigde stelt en dit cassatieschriftuur ondertekent en indient:
Brengt het volgende onder Uw aandacht:
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het Gerechtshof 's-Gravenhage d.d. 19 november 2016 (rolnummer 22-002636-15) waarmee werd geoordeeld over het vonnis van de politierechter in de Rechtbank Rotterdam van 5 juni 2015 , parketnummers: 10-080959-15 en 10-041675-15
Het gerechtshof heeft opnieuw rechtdoende zakelijk weergegeven het vonnis van de politierechter van 5 juni 2015 vernietigd en verzoeker veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis.
Verzoeker tot cassatie kan zich met dat arrest niet verenigen en stelt hierbij de navolgende middelen in:
Middel I:
Het recht is geschonden en/of er zijn vormen verzuimd waarvan de niet-naleving nietigheid meebrengt, doordat het hof ten onrechte tot een veroordeling is gekomen en ten onrechte [verdachte] niet heeft vrij gesproken althans heeft beslist dat [verdachte] wordt veroordeeld voor hetgeen onder 1 subsidiair tenlastegelegd werd, althans ten onrechte niet dan wel onvoldoende gemotiveerd heeft beslist gelijk het heeft gedaan.
Toelichting:
Het hof heeft geen aandacht besteed aan het gevoerde verweer dat de blikjes in combinatie met aan te schaffen sigaretten zouden worden betaald aan de kassa die in Albert Heijn altijd aanwezig is voor de verkoop van onder meer rookwaren. Het hof houdt ten onrechte geen rekening met het feit dat in het licht van die kassa niet gesproken kan worden van het gepasseerd zijn van de kassa's.
Conclusie:
Het is op bovengenoemde gronden dat rekwirant Uw Hoge Raad eerbiedig verzoekt om het arrest zoals gewezen door het hof te 's-Gravenhage jegens hem op 19 november 2015 te vernietigen met zodanige uitspraak als Uw Hoge Raad in goede justitie zal vermenen te behoren.