ECLI:NL:HR:2017:775

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 januari 2017
Publicatiedatum
1 mei 2017
Zaaknummer
16/00212
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep in strafzaak tegen verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 januari 2017 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 30 september 2015. De verdachte, geboren in 1972, had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het hof, waarin hij werd veroordeeld. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet de persoon was die op de beelden te zien was en dat hij de goederen van een onbekende persoon had verkregen. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de bewijsmiddelen het alternatieve scenario van de verdediging weerlegden.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de verdachte geen behandeling in cassatie rechtvaardigden, omdat de verdachte klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep. De Hoge Raad verklaarde het beroep niet-ontvankelijk op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie, na gehoord te hebben de Procureur-Generaal. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de ontvankelijkheid van cassatieberoepen en de noodzaak voor partijen om voldoende belang aan te tonen bij hun beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart. De uitspraak werd gedaan ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

31 januari 2017
Strafkamer
nr. S 16/00212
CB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 30 september 2015, nummer 23/003381-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft N.D. de Fluiter, advocaat te Amsterdam, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
31 januari 2017.
SCHRIFTUUR houdende een middel van cassatie inzake:
Het arrest van het gerechtshof te Amsterdam d.d. 30 september 2015, bekend onder parketnummer.23/003381-14, gewezen in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter te Noord-Holland d.d. 29 augustus 2014, bekend onder parketnummer 15/119584-14.
In de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972.
MIDDEL - Strijd met artikelen 358 lid 2 jo. 359 lid 2 Sv
Het recht is geschonden en/of naleving is verzuimd, zoals bedoeld in artikel 79 RO doordat het hof ter terechtzitting van 16 september 2015 het door requirant in hoger beroep voorgedragen verweer onvoldoende gemotiveerd heeft verworpen, zodat 's Hofs bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed.
Immers heeft het hof het alternatieve scenario, zoals door de verdediging ter terechtzitting aangevoerd, onvoldoende gemotiveerd verworpen.
Toelichting
1. Requirant heeft ter terechtzitting steeds het standpunt ingenomen dat hij niet de persoon is die op de beelden te zien zou zijn geweest. In hoger beroep heeft de verdediging opnieuw aangevoerd dat het niet requirant was die de goederen heeft weggenomen maar een andere, onbekend gebleven, persoon. Requirant zou de tas met goederen van deze persoon in handen gekregen hebben zo stelt hij.
2. Het hof verwerpt voornoemd verweer en overweegt daarbij: "Reeds de inhoud van de bewijsmiddelen weerlegt het door de verdediging geschetste alternatieve scenario".
3. Nu het hof het namens requirant in hoger beroep voorgedragen verweer, ten onrechte heeft verworpen, althans onvoldoende gemotiveerd, zodat 's Hofs bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed, is requirant van mening dat het arrest van het gerechtshof te Amsterdam d.d. 30 september 2015 voor vernietiging en verwijzing in aanmerking komt.