In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 april 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende onteigeningsrecht. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.A.M.A. Sluysmans, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 3 augustus 2016. De zaak betreft de bevoegdheid van de algemeen directeur van het Waterschap Vallei en Veluwe om namens het bestuur een onteigeningsverzoek in te dienen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank van 2 december 2015 en 3 augustus 2016, die aan het arrest zijn gehecht.
De Hoge Raad heeft de klachten van de eiser beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De in het middel aangevoerde klachten nopen niet tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist volgens artikel 81 lid 1 RO. De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekte tot verwerping van het cassatieberoep, wat de Hoge Raad heeft overgenomen.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van de eiser verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van het Waterschap zijn begroot op € 856,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.