ECLI:NL:HR:2017:74

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 januari 2017
Publicatiedatum
24 januari 2017
Zaaknummer
15/05776
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beklag door derde over beslag in strafrechtelijk onderzoek naar witwassen

In deze zaak gaat het om een beklagprocedure die is ingesteld door een derde, die stelt rechthebbende te zijn van een geldbedrag dat in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar witwassen in beslag is genomen. De Hoge Raad behandelt het cassatieberoep dat is ingesteld tegen een beschikking van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, van 16 november 2015. De klager, geboren in 1957, heeft zijn beklag ingediend met de hulp van zijn advocaat O.H.A. Mo-Ajok uit Amsterdam. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard moet worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die door de klager zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit komt doordat de klager klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft, gehoord de Procureur-Generaal, besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan op 24 januari 2017, waarbij de beschikking is gegeven door de vice-president en de raadsheren in aanwezigheid van de waarnemend griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

24 januari 2017
Strafkamer
nr. S 15/05776 B
MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, van 16 november 2015, nummer 15/004959, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft O.H.A. Mo-Ajok, advocaat te Amsterdam, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
2 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
24 januari 2017.