In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam, die op 3 juni 2016 was gewezen in hoger beroep tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting en een daarbij gegeven boetebeschikking, opgelegd aan belanghebbende over de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2005. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld op 21 april 2017, onder zaaknummer 16/03627.
Belanghebbende heeft vijf middelen voorgesteld in het cassatieberoep. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is toegelicht door de advocaat F.H.H. Sijbers uit Den Haag. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij de Hoge Raad oordeelt dat de middelen geen rechtsvragen oproepen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten beoordeeld en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, en dit arrest is openbaar uitgesproken op 21 april 2017.