ECLI:NL:HR:2017:73

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 januari 2017
Publicatiedatum
24 januari 2017
Zaaknummer
10/04367
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van het onderzoek in raadkamer door verzuim proces-verbaal

Op 24 januari 2017 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak met nummer 10/04367. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een beschikking van het Gerechtshof te Amsterdam, gedateerd 22 september 2010, op een klaagschrift ingediend door de klaagster. De klaagster heeft haar beroep ingesteld via haar advocaat K.K. Hansen Löve, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en terugwijzing naar het Hof voor een nieuwe behandeling van het beklag.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er een verzuim heeft plaatsgevonden in de raadkamerprocedure, namelijk dat er geen proces-verbaal is opgemaakt van het onderzoek in raadkamer, zoals vereist door artikel 25, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit verzuim is van wezenlijk belang en leidt tot de nietigheid van zowel het onderzoek als de daaropvolgende beschikking. De klacht van de klaagster dat het onderzoek en de beschikking nietig zijn, is dan ook gegrond bevonden.

De Hoge Raad heeft besloten dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven. De middelen die niet verder besproken hoeven te worden, zijn verworpen. De zaak is terugverwezen naar het Gerechtshof Amsterdam, zodat het Hof de zaak opnieuw kan behandelen en afdoen.

Uitspraak

24 januari 2017
Strafkamer
nr. S 10/04367 B
ES
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van het Gerechtshof te Amsterdam van 22 september 2010, nummer R 502/10, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klaagster].

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft K.K. Hansen Löve, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde op het bestaande beklag opnieuw te worden behandeld en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel behelst onder meer de klacht dat het onderzoek door de raadkamer en de naar aanleiding daarvan gegeven beschikking nietig zijn, aangezien geen proces-verbaal van dat onderzoek is opgemaakt.
2.2.
Volgens art. 25, eerste lid, Sv moet van het onderzoek door de raadkamer door de griffier een proces-verbaal worden opgemaakt met daarin de zakelijke inhoud van de afgelegde verklaringen en hetgeen verder bij dat onderzoek is voorgevallen. Deze bepaling bevat tevens voorschriften over de inrichting, vaststelling en ondertekening van dat proces-verbaal en de voeging ervan bij de processtukken.
2.3.
De raadsvrouwe heeft op de voet van art. IV lid 3 van het Procesreglement Strafkamer Hoge Raad verzocht om toezending van het proces-verbaal van het onderzoek in raadkamer. Bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevindt zich een brief van het Hof. Op grond van de inhoud van deze brief moet worden aangenomen dat is verzuimd een proces-verbaal op te maken. Dit verzuim heeft betrekking op een zo wezenlijke vorm van de raadkamerprocedure dat het nietigheid van het onderzoek en van de naar aanleiding daarvan gegeven beschikking meebrengt.
2.4.
De klacht slaagt.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven, de middelen voor het overige geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
24 januari 2017.