Het Hof heeft een gevoerd verweer over het gebruik voor het bewijs van de in het middel bedoelde verklaringen als volgt samengevat en verworpen:
"Door de verdediging zijn, kort en zakelijk weergegeven, de navolgende verweren gevoerd. Het hof verwijst naar de door de raadslieden overgelegde pleitnotities.
(...)
Het anonieme bewijs (mr. Wijngaarden)
In deze zaak zijn de regels die voortvloeien uit de zaak Van Mechelen van het Europese Hof niet nageleefd. Volgens het Europese Hof zijn inbreuken op het verdedigingsrecht alleen toegestaan indien dat strikt noodzakelijk is en dan nog moet gekozen worden voor de minst vergaande inbreuk op deze rechten. Een veroordeling die in beslissende mate is gebaseerd op anonieme verklaringen is in strijd met het EVRM, omdat de verdediging de betrouwbaarheid van de getuigen niet heeft kunnen controleren.
De wijze waarop in deze zaak de verbalisanten zijn gehoord heeft afbreuk gedaan aan het ondervragingsrecht van de verdediging. Niet gebleken is dat de opgelegde beperkingen bij de verhoren strikt noodzakelijk waren. Betwist wordt dat de verbalisanten overlast zouden ondervinden indien hun gegevens bekend zouden worden. Daarnaast is ten onrechte niet gekozen voor een minder ver gaande beperking van het ondervragingsrecht door bijvoorbeeld alleen de verdachten zelf niet bij de betreffende verhoren aanwezig te laten zijn.
Tenslotte zijn in deze zaak de anonieme getuigenverklaringen het enige bewijs tegen de verdachten. Het overige bewijs is van dit anonieme bewijs afgeleid. Daarbuiten is geen of onvoldoende bewijs voor het daderschap van de verdachten.
Op grond van het vorenstaande moeten de anonieme getuigenverklaringen van de verbalisanten (inclusief, zoals het hof de verdediging begrijpt, de observatieprocessen-verbaal en al hetgeen daaruit is voortgevloeid) van het bewijs worden uitgesloten, zodat de verdachten van de gehele tenlastelegging moeten worden vrijgesproken.
Subsidiair stelt de verdediging dat de betreffende verbalisanten alsnog gehoord dienen te worden in overeenstemming met de eisen en criteria van het EVRM.
Het hof beoordeelt de gevoerde verweren als volgt.
(...)
Het anonieme bewijs
Vastgesteld kan worden dat een aantal verbalisanten door de rechter-commissaris is gehoord onder beperkte anonimiteit in die zin dat de identiteitsgegevens slechts kenbaar zijn gemaakt aan de rechter-commissaris en dat zij zijn aangeduid met een nummer dat overeenkomt met het nummer waaronder zij in de onderhavige zaak processen-verbaal (zoals de activiteiten-journaals/ observatieprocessen-verbaal) hebben opgemaakt. Daarnaast zijn bij deze verhoren beperkingen van toepassing geweest doordat de verdediging geen rechtstreeks zichtcontact met de gehoorde verbalisanten had.
Aan de orde is de vraag of de door de bedoelde getuigen/ verbalisanten afgelegde verklaringen alsmede, zo begrijpt het hof het verweer, de door deze getuigen/ verbalisanten slechts onder nummer opgemaakte processen-verbaal (observaties) en al hetgeen daaruit is voortgevloeid, op grond van deze beperkingen van het bewijs moeten worden uitgesloten.
Naar het oordeel van het hof is het horen van verbalisanten onder beperkte anonimiteit als in de onderhavige zaak toegepast niet onrechtmatig of ongegrond geweest en evenmin in strijd met artikel 6 EVRM. Het gaat om verbalisanten die hun werk, en met name observatieactiviteiten, in anonimiteit moeten kunnen doen. Daarbij kunnen overwegingen als vrees voor represailles een rol spelen. Teamleider [verbalisant 2] van het APUS onderzoek heeft dat bij de rechter-commissaris op afdoende wijze toegelicht. Dat van de onderhavige verdachten op dat moment geen concrete activiteiten bekend waren die risico's voor de observanten zouden kunnen inhouden, maakt niet dat de algemene inschatting van risico's als gedaan door de betreffende teamleiding en kennelijk overgenomen door de rechter-commissaris, niet in redelijkheid zo had mogen plaatsvinden. Dat achteraf gebleken is dat geen van de verbalisanten feitelijk enige overlast heeft ondervonden, maakt dat niet anders.
Een ander en zeker niet minder zwaar en naar het oordeel van het hof gerechtvaardigd belang bij anonimiteit van de verbalisanten is de noodzaak om niet bekend of herkend te worden waardoor inzet in andere observaties beperkt of onmogelijk zou kunnen worden. Gelet hierop was er naar het oordeel van het hof geen reden om nader onderzoek te (doen) verrichten naar de vraag of er sprake zou kunnen zijn van concrete risico's voor de betreffende verbalisanten.
Het ontbreken van zicht-contact en/of het niet vrijgeven van persoonsgegevens is naar het oordeel van het hof geen dermate ingrijpende beperking geweest dat de verklaringen die zijn afgelegd daardoor als onbetrouwbaar of ongeloofwaardig moeten worden bestempeld. De verhoren als in de processen-verbaal weergegeven geven geen aanleiding om aan te nemen dat het recht op een zuivere waarheidsvinding door de aangebrachte beperking geweld is aangedaan, zeker niet nu het gaat om verbalisanten die hebben verklaard over activiteiten die zij in hun professionele werk hebben verricht.
Anders dan de verdediging ziet het hof ook niet dat, indien de bedoelde beperkingen tegenover de verdachten gerechtvaardigd zouden zijn, dat dan niet tevens zou gelden voor de raadslieden van de verdachten.
Tenslotte acht het hof in dit verband ook het volgende van belang. Meerdere verbalisanten zijn bij de rechter-commissaris gehoord over de door hen gehouden observaties, één van hen zelfs zonder de hiervoor aangeduide beperkingen. Zij hebben over de door hen gedane waarnemingen en de verslaglegging ervan vragen beantwoord. Daarnaast zijn hen veel vragen gesteld over andere zaken dan de feitelijke waarnemingen die zij in de observatieverslagen hebben weergegeven. Uit de door de verdediging gehouden pleidooien heeft het hof afgeleid dat de juistheid van de feitelijk door de verbalisanten gedane en in de observatieverslagen omschreven waarnemingen niet door de verdediging wordt betwist.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat, ook al zijn door de rechter-commissaris bij de verhoren van verbalisanten beperkingen aangebracht als hiervoor omschreven, er onvoldoende grond is om de observatieprocessen-verbaal, die slechts de feitelijke, niet betwiste, door de verbalisanten gedane waarnemingen bevatten, van het bewijs uit te sluiten.
Het hof zal de door de getuigen/verbalisanten bij de rechter-commissaris onder nummer afgelegde verklaringen overigens niet voor het bewijs gebruiken, omdat deze naar het oordeel van het hof voor het bewijs niet van belang zijn.
Een volgende vraag is of er naast deze observatieprocessen-verbaal relevant ander niet-anoniem bewijs aanwezig is zodat niet gezegd kan worden dat de veroordeling van de verdachten uitsluitend of in beslissende mate op het anonieme bewijs is gebaseerd.
Deze vraag wordt door het hof bevestigend beantwoord: zie de bewijsmiddelen 2, 6, 7, 8, 9, 13, 14 en 15. Nu deze bewijsmiddelen, anders dan de verdediging kennelijk van opvatting is, niet (nagenoeg allemaal) gezien moeten worden als een soort verboden vruchten van beweerdelijk ten onrechte verkregen (anoniem) bewijs, is er geen reden om deze niet ten volle mee te wegen bij de beoordeling van de vraag of het bewijs uitsluitend of in beslissende mate berust op anoniem bewijs. Er is bij de observatieprocessen-verbaal immers geen sprake van onrechtmatig verkregen of ontoelaatbaar anoniem bewijs. Het gaat ten aanzien van die processen-verbaal om de waardering van dat bewijs tegen de achtergrond van het anonieme karakter ervan. Het andere, niet anonieme, bewijs heeft overigens niet alleen betrekking op de handelingen die zijn verricht om de nertsen te bevrijden, maar ook op de betrokkenheid van de verdachten bij die handelingen. Het niet-anonieme bewijs is daarmee ook relevant bewijs.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat er geen grond is voor bewijsuitsluiting en dat het ter zake gevoerde verweer moet worden verworpen.
Nu - slechts - de observatieprocessen-verbaal van de bedoelde verbalisanten voor het bewijs gebruikt worden en niet gebleken is dat de juistheid van de daarin weergegeven waarnemingen door de verdediging wordt betwist, heeft de verdediging naar het oordeel van het hof onvoldoende belang bij het horen of opnieuw horen van de verzochte verbalisanten over die observaties. Het subsidiair gedane verzoek wordt afgewezen."