ECLI:NL:HR:2017:720

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 april 2017
Publicatiedatum
18 april 2017
Zaaknummer
15/05954
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Profijtontneming en schatting wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij de betrokkene werd veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Het hof had het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 16.556,-, gebaseerd op de oogst van 394 hennepplanten die in de woning van de betrokkene waren aangetroffen. De Hoge Raad oordeelt dat de schatting van het hof niet voldoende is onderbouwd, omdat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat daadwerkelijk 394 hennepplanten zijn geoogst. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.

De zaak is van belang voor de beoordeling van de schatting van wederrechtelijk verkregen voordeel in het kader van de Opiumwet. De Hoge Raad benadrukt dat de schatting van het voordeel moet zijn gebaseerd op concrete en verifieerbare gegevens. In dit geval was de schatting van het hof onvoldoende onderbouwd, omdat niet kon worden vastgesteld dat de aangetroffen hennepplanten ook daadwerkelijk waren geoogst. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak en terugwijzing, wat door de Hoge Raad werd gevolgd. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 18 april 2017.

Uitspraak

18 april 2017
Strafkamer
nr. S 15/05954 P
KD/SA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 14 december 2015, nummer 21/002499-14, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt dat de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet kan worden afgeleid uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen.
2.2.1.
Het Hof heeft het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel geschat en vastgesteld op € 16.556,-. Het bestreden arrest houdt dienaangaande het volgende in:
"De veroordeelde is bij arrest van dit hof van 14 december 2015 (parketnummer 21-002498-14) ter zake van medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, veroordeeld tot straf.
Uit het strafdossier en bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat veroordeelde uit het bewezenverklaarde handelen financieel voordeel heeft genoten. Het hof acht het niet aannemelijk dat verdachte in het geheel niets zou hebben ontvangen van de opbrengst van de oogst van de hennepkwekerij.
Aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen ontleent het hof de schatting van het door veroordeelde genoten financiële voordeel op een bedrag van € 16.556,00. Het hof komt als volgt tot deze schatting:
Het hof gaat, evenals de politierechter, uit van de bedragen en normen zoals genoemd in de rapportage van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM) van 1 november 2010. In dat rapport wordt uitgegaan van een gewicht van 27,7 gram per plant en een verkoopprijs van € 3,28 per gram.
In de woning van veroordeelde werd een hennepkwekerij aangetroffen. In drie kweekruimtes werden in totaal 394 hennepplanten aangetroffen.
Uitgaande van die hiervoor genoemde gegevens bedroeg de bruto opbrengst van één oogst: 394 planten x 27,7 gram = 10.913,8 gram x € 3,28 = (afgerond) € 35.797,00.
Op dit bedrag dienen afschrijvingskosten van € 250,00 en variabele kosten tot een bedrag van € 2.435,00 in mindering te worden gebracht.
Het hof houdt geen rekening met elektriciteitskosten, nu ter terechtzitting niet is gebleken dat deze zijn betaald.
Veroordeelde heeft het in de hoofdzaak bewezenverklaarde feit samen met een ander gepleegd. Hierin ziet het hof aanleiding om het genoten voordeel te halveren, zodat dit voordeel op € 16.556,00 wordt geschat."
2.2.2.
De aanvulling op het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a Sv houdt het volgende in:
"Door het hof gebezigde bewijsmiddelen
1.
Het arrest van dit hof van 14 december 2015 in de strafzaak tegen veroordeelde, welk arrest als bijlage aan deze aanvulling is gehecht.
2.
De verklaring van veroordeelde afgelegd ter terechtzitting van het hof van 30 november 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was huurder van de woning. Ik gebruikte destijds medicijnen. Ik kwam [betrokkene 1] tegen. Hij kon mijn geldproblemen oplossen.
Ik wist van de kwekerij in mijn woning. Ik zou bij de tweede oogst geld krijgen. Ik betaalde de huur van de woning.
3.
Het als bijlage bij het stamproces-verbaal van 15 januari 2013 gevoegde, in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] , hoofdagent van politie, Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal van 15 juni 2011 (dossierpagina 15 e.v.), voor zover inhoudende als verklaring van veroordeelde, zakelijk weergegeven:
V: In jouw woning is een hennepkwekerij aangetroffen wat kun jij erover zeggen?
A: Een jongen stelde voor om een hennepkwekerij te beginnen. Hij overtuigde mij om een hennepkwekerij te beginnen.
V : Hoe heet die jongen?
A: Ik noem hem [betrokkene 1] . Het is een Bulgaarse jongen. Ik heb voor u een kopie van zijn ID-kaart.
V: Wat zou jij eraan verdienen?
A: Weet ik niet. Hij zou dat berekenen. Hij zei tegen mij dat hij voor een deel mijn problemen zou kunnen oplossen.
V: Heb je enig idee wat een kwekerij zou kunnen opbrengen?
A: Er was afgesproken dat de kwekerij werd opgebouwd en dat de onkosten van de winst werden afgetrokken en dat wat overbleef zouden [betrokkene 1] en ik delen.
4.
Het als bijlage bij het stamproces-verbaal van 15 januari 2013 gevoegde, in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] , hoofdagent van politie, Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal van 30 mei 2011 (dossierpagina 46 e.v.), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Door mij, verbalisant, werden op 25 mei 2011 in de woning van perceel [a-straat] op de bovenetage drie ruimtes aangetroffen die kennelijk waren ingericht voor het telen van hennep. De gehele bovenetage deed dienst als hennepkwekerij. Op het moment van ontdekken stonden in de drie kweekruimtes 394 hennepplanten.
Theoretische opbrengst van de kwekerij.
In de door mij aangetroffen hennepkwekerij zag ik dat er 16 hennepplanten per vierkante meter in deze kwekerij stonden. De opbrengst is volgens de berekening dan 27,7 gram per plant.
De opbrengst van deze kwekerij zou als volgt geweest kunnen zijn:
394 planten x 27,7 gram = 10.913 gram x € 3,28 = € 35.797 per oogst.
Als afschrijvingskosten wordt hiervan € 250 per oogst en variabele kosten van € 2.435 per oogst afgetrokken. Het wederrechtelijk verkregen voordeel zou dan netto per oogst € 33.112,00 zijn."
2.3.
Aan zijn schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft het Hof klaarblijkelijk ten grondslag gelegd dat dit voordeel is verkregen uit de oogst van 394 hennepplanten. In aanmerking genomen dat uit de aan zijn schatting ten grondslag gelegde bewijsmiddelen wel blijkt dat in de door de betrokkene gehuurde woning 394 hennepplanten zijn aangetroffen, maar dat daaruit niet kan volgen dat 394 hennepplanten zijn geoogst, is ꞌs Hofs schatting in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
2.4.
Het middel is gegrond.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier L. Nuy, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 april 2017.