Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
gevestigd te Heerlen,
1.Het geding in feitelijke instantie
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
De aard en strekking van het voorschrift van artikel 38c, lid 2, Wet Bopz brengt evenwel niet mee dat aan de schending daarvan de conclusie moet worden verbonden dat de beslissing van de voor de behandeling verantwoordelijk psychiater onzorgvuldig tot stand is gekomen en de toepassing van de dwangbehandeling onrechtmatig is (geweest). In dat verband weegt voor de rechtbank mee dat uit de wet volgt dat de termijn voor gedwongen behandeling overeenkomstig artikel 38c, lid 1, aanhef en onderdeel a, gerekend vanaf de dag waarop de beslissing tot stand komt, zo kort mogelijk maar niet langer dan drie maanden is, en in dit geval ook drie maanden heeft geduurd. Niet valt dan ook in te zien dat betrokkene door het aan de kennisgeving klevend gebrek in haar belangen is geschaad.
4.Beslissing
14 april 2017.