Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Slotsom
4.Beslissing
11 april 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 april 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte was eerder door de politierechter veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken wegens winkeldiefstal. Tegen deze veroordeling heeft de verdachte hoger beroep ingesteld. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en tot terugwijzing naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling van de zaak.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof in strijd met artikel 359, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft verzuimd om in het arrest de redenen op te geven die hebben geleid tot de keuze voor de vrijheidsbenemende straf. Dit gebrek in de motivering leidt tot nietigheid van de uitspraak, zoals ook is bevestigd in eerdere rechtspraak. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de strafoplegging, en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan op het bestaande hoger beroep.
De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige, wat betekent dat de andere onderdelen van de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijven. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij strafopleggingen en de verplichting van de rechter om de redenen voor een opgelegde straf duidelijk te verantwoorden.