Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het vierde middel
3.Beoordeling van de overige middelen
4.Slotsom
5.Beslissing
11 april 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 april 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was veroordeeld voor belaging, waarbij de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met verpleging van overheidswege was opgelegd. De Hoge Raad herhaalt in zijn uitspraak dat wanneer TBS wordt opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, de rechter dit expliciet moet motiveren in de uitspraak, bij voorkeur in de bewoordingen van artikel 359, zevende lid, van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof in zijn motivering niet voldoende duidelijk heeft gemaakt dat de TBS-maatregel was opgelegd ter zake van een geweldsmisdrijf. Dit leidde tot een gedeeltelijke vernietiging van het arrest van het Hof en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling van de strafoplegging. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige, wat betekent dat de andere onderdelen van de uitspraak van het Hof in stand blijven.