ECLI:NL:HR:2017:634

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 april 2017
Publicatiedatum
7 april 2017
Zaaknummer
16/01873
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg overeenkomst tot beëindiging werkzaamheden en pensioentoezegging in arbeidsrechtelijke context

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 april 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een arbeidsrechtelijk geschil. De eiser, wonende te [woonplaats], had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 22 december 2015. De eiser vorderde onder andere uitleg van een overeenkomst tot beëindiging van werkzaamheden en een pensioentoezegging. Daarnaast waren er geschillen over een loonvordering, verrekening van neveninkomsten en rechtsverwerking. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak, waaronder vonnissen van de kantonrechter in Amsterdam en eerdere arresten van het gerechtshof.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, waaruit blijkt dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Aangezien het principale beroep faalde, werd het voorwaardelijk incidentele beroep van de verweerder niet verder behandeld.

In de beslissing werd de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder, Amarantis, werden begroot op een totaal van € 4.878,34, bestaande uit verschotten en salaris voor de advocaat. Deze uitspraak benadrukt de strikte eisen die aan cassatieberoepen worden gesteld en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

7 april 2017
Eerste Kamer
16/01873
TT/AR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
STICHTING INTERCONFESSIONEEL BEROEPSONDERWIJS EN VOLWASSENENEDUCATIE, REGIO UTRECHT (als rechtsopvolgster onder bijzondere titel van de stichting Stichting Amarantis onderwijsgroep voor interconfessioneel onderwijs),
gevestigd te Utrecht,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaten: mr. D. Rijpma en mr. M.S. van der Keur.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Amarantis.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak CV 12-24705 van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 22 oktober 2012 en 1 juli 2013;
b. de arresten in de zaak 200.134.156/01 van het gerechtshof Amsterdam van 25 november 2014 en 22 december 2015.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 22 december 2015 heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. Amarantis heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 24 februari 2017 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Amarantis begroot op € 2.678,34,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
7 april 2017.