ECLI:NL:HR:2017:62

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 januari 2017
Publicatiedatum
24 januari 2017
Zaaknummer
15/03185
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van schuldheling van sieraden aangetroffen in door verdachte en medeverdachte bewoond chalet

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij de verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van schuldheling van sieraden. De Hoge Raad heeft op 24 januari 2017 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 15/03185. De verdachte en zijn medeverdachte werden beschuldigd van het voorhanden hebben van sieraden die vermoedelijk van misdrijf afkomstig waren. De Hoge Raad oordeelde dat de bewijsvoering niet voldoende was om te concluderen dat de verdachte en zijn medeverdachte redelijkerwijs moesten vermoeden dat de sieraden door misdrijf verkregen waren. Dit leidde tot een gedeeltelijke vernietiging van de eerdere uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof voor herbehandeling van het hoger beroep. De zaak heeft betrekking op een diefstal van juwelen die op 30 december 2008 plaatsvond in Zwolle, waarbij de in beslag genomen sieraden in de kluis van het chalet van de verdachte en medeverdachte werden aangetroffen. De Hoge Raad concludeerde dat de motivering van de bewezenverklaring niet voldeed aan de eisen van de wet, wat resulteerde in de vernietiging van de uitspraak voor wat betreft de beslissingen over het bewezenverklaarde feit en de strafoplegging.

Uitspraak

24 januari 2017
Strafkamer
nr. S 15/03185
LBS/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 8 mei 2015, nummer 21/001087-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft P.M. Rombouts, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde feit en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden teneinde in zoverre op het hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het derde middel

2.1.
Het middel klaagt over de motivering van de bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 3 bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 30 december 2008 tot en met 16 juni 2009 te Molenschot, tezamen en in vereniging met een ander, sieraden met een totale nieuwwaarde van 11.700 euro, te weten:
- een witgouden tennisarmband met smaragd slijpsel en
- een wit gouden sieraad en daarbij een geel gouden hanger in de vorm van een sabel, waarin diamanten zijn verwerkt en
- een wit gouden ketting met een geslepen amethist en diamanten en
- een wit gouden ring met een champagne kleurige diamant, voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van die sieraden redelijkerwijs moesten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof."
2.2.2.
Het Hof heeft, door het vonnis van de Rechtbank in zoverre te bevestigen, ten aanzien van de bewijsvoering het volgende overwogen:
"4.2. Bewijsverweren
(...)
feit 3
Ontbreken opzet/wetenschap
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat, nu de in de tenlastelegging genoemde sieraden in de kluis in chalet [001] zijn aangetroffen er niet van mag worden uitgegaan dat alle bewoners weten wat zich in die kluis bevindt noch daartoe toegang hebben. Nu verklaringen op dit punt ontbreken, is er onvoldoende bewijs voor het opzet op c.q. de wetenschap van verdachte ten aanzien van hetgeen zich in de kluis bevindt. Verdachte dient derhalve van de heling te worden vrijgesproken.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
De gestolen goederen zijn aangetroffen in de kluis in chalet [001] op [A] te Molenschot. In de ten laste gelegde periode van 30 december 2008 tot en met 16 juni 2009 verbleef verdachte tot het moment van aanvang van zijn detentie uit anderen hoofde op 9 februari 2009 in voormeld chalet en medeverdachte [medeverdachte] verbleef daar gedurende de gehele ten laste gelegde periode. Nu verklaringen van verdachte en [medeverdachte] met betrekking tot het al dan niet toegang hebben tot de kluis en de wetenschap over wat er in de kluis lag ontbreken, gaat de rechtbank er vanuit dat zowel verdachte als [medeverdachte] in die periode kon beschikken over de goederen in die kluis.
Labeltjes sieraden
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de labeltjes die zich aan de sieraden bevonden niet door [betrokkene 6] zijn herkend. Deze labeltjes duiden erop dat de sieraden in het bovengrondse circuit van een juwelier afkomstig zijn. Het is derhalve goed mogelijk dat verdachte en/of [medeverdachte] de sieraden van een juwelier hebben gekocht en deze te goeder trouw in hun bezit hadden. Op voorhand mag derhalve er niet van worden uitgegaan dat de sieraden van misdrijf afkomstig zijn.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de foto's op pagina 375 en 376 van het dossier blijkt dat bij het sieraad op de eerste foto, de witgouden tennisarmband met smaragd slijpsel, drie losse labels liggen. Deze labels zijn niet aan het sieraad bevestigd en ook anderszins is niet gebleken dat die labels bij dit sieraad horen. Op de tweede foto is wel een label bevestigd aan de veertien karaat gouden ring met een robijn en geel saffier. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte van de heling van dit sieraad dient te worden vrijgesproken, nu niet kan worden uitgesloten dat verdachte en/of [medeverdachte] dit sieraad op legale wijze hebben verkregen. Ten aanzien van de overige sieraden, waaraan geen label is bevestigd gaat het verweer van de raadsman niet op.
4.3.
Redengevende feiten en omstandigheden
(...)
feit 3:
Op 30 december 2008 vond in Zwolle een diefstal van een groot aantal juwelen van [betrokkene 6] plaats. Tijdens de doorzoeking van chalet [001], welke in gebruik was bij verdachte en medeverdachte [medeverdachte], zijn in de kluis diverse juwelen aangetroffen. Aangeefster [betrokkene 6] heeft de volgende van de inbeslaggenomen juwelen herkend als degene die van haar zijn gestolen op 30 december 2008:
• een witgouden tennisarmband met smaragd slijpsel;
• een wit gouden sieraad met geel goud in de vorm van een sabel, waarin diamanten zijn verwerkt;
• een gouden ketting met een geslepen amethist en diamanten;
• een wit gouden ring met een champagne kleurige diamant.
De totale waarde van deze sieraden bedraagt € 11.700,-."
2.3.
Aangezien de bewezenverklaring, voor zover inhoudende dat de verdachte en zijn medeverdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de in de bewezenverklaring genoemde sieraden redelijkerwijs moesten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof, niet zonder meer kan worden afgeleid uit de gebezigde bewijsvoering, is de bestreden uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
2.4.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Beoordeling van de overige middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.F. Faase, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
24 januari 2017.