Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het derde middel
3.Beslissing
4 april 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de vraag of uit de mededeling van de gerechtsbode kan worden afgeleid dat de verdachte afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht. De Hoge Raad behandelt een beroep in cassatie tegen een verstekarrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte was niet verschenen op de zitting van het Hof, en de raadsvrouwe had aangegeven dat zij en haar cliënt niet ter zitting zouden verschijnen. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet onbegrijpelijk heeft geoordeeld dat de raadsvrouwe en de verdachte niet ter zitting wensten te verschijnen, gezien de omstandigheden en de communicatie voorafgaand aan de zitting. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het Gerechtshof. De Hoge Raad verwijst de zaak naar de rolzitting om de Advocaat-Generaal in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de overige middelen. De uitspraak is gedaan op 4 april 2017.