Uitspraak
[X1]en
[X2]te
[Z](hierna: belanghebbenden).
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 januari 2017 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie met nummer 16/05368. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie van belanghebbenden. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbenden op 8 november 2016 verzocht om binnen vier weken een afschrift van de bestreden uitspraak over te leggen. Dit verzoek was gedaan per aangetekende brief, die volgens de gegevens van PostNL op het opgegeven adres is afgeleverd. Echter, belanghebbenden zijn in gebreke gebleven om aan dit verzoek te voldoen.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het niet mogelijk is om te bepalen waarop het geschil betrekking heeft, aangezien belanghebbenden de benodigde documenten niet hebben overgelegd. Hierdoor kon de Hoge Raad niet tot een inhoudelijke beoordeling van de zaak komen. De Hoge Raad heeft daarom het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, wat betekent dat de kosten van de procedure niet aan een van de partijen worden opgelegd. De uitspraak is gedaan door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.